Uitspraak
16 5178 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had in 2015 een aanvraag voor bijstand ingediend op basis van de Participatiewet, nadat hij in 2013 een erfenis had ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Diemen had de aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over de besteding van een contant opgenomen bedrag van € 36.000,- uit zijn erfenis. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 17 juli 2013 had gemeld dat hij geen bijstand meer wenste te ontvangen, omdat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien door de erfenis. Het college had daarop zijn bijstand ingetrokken. Bij de aanvraag in 2015 was de appellant niet in staat om aan te tonen hoe hij het opgenomen bedrag had besteed, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De Raad oordeelde dat de appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, waardoor het college niet kon vaststellen of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet de nodige duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.