ECLI:NL:CRVB:2017:2492

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
15/6678 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlaging van bijstand wegens niet-naleving afspraken in plan van aanpak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lelystad ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die sinds 25 november 2013 bijstand ontvangen, hebben in 2014 een plan van aanpak ondertekend met afspraken over hun re-integratie. Het college heeft de bijstand van appellanten met 100% verlaagd voor de duur van een maand, omdat appellant in de periode van 18 februari 2015 tot en met 6 maart 2015 niet bereikbaar was voor zijn werkcoach. De rechtbank oordeelde dat appellant niet heeft meegewerkt aan het plan van aanpak, ondanks zijn ziekte in die periode. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellant geen medewerking heeft verleend en dat zijn ziekte niet tot een ander oordeel had moeten leiden. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellanten in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder is aangevoerd. De Raad is van mening dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden is ingegaan en dat de afspraken in het plan van aanpak ook tijdens ziekte van toepassing blijven. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

15/6678 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 september 2015, 15/3320 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (college)
Datum uitspraak: 18 juli 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.T.A.M. Mes, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2017. Namens appellanten is verschenen mr. Mes. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door S. van der Linden en mr. M. de Roode.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvangen sinds 25 november 2013 bijstand, ten tijde hier van belang ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Op 2 december 2014 heeft appellant een intakegesprek gehad met zijn werkcoach. Tijdens dat gesprek zijn met appellant afspraken gemaakt die zijn neergelegd in een door beiden ondertekend plan van aanpak. Met appellant is onder meer afgesproken dat hij door het werkbedrijf Lelystad wordt geplaatst bij de kassen in Emmeloord en dat hij genoeg beltegoed regelt voor zijn eigen mobiele telefoonnummer voor zijn bereikbaarheid. Omdat appellant tot eind 2014 ziek was, is hij pas in januari 2015 met de werkzaamheden in de kassen gestart.
1.3.
Bij besluit van 9 maart 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 juni 2015 (bestreden besluit), heeft het college bij wijze van maatregel de bijstand van appellanten met ingang van 1 april 2015 voor de duur van een maand verlaagd met 100%. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant in de periode van
18 februari 2015 tot en met 6 maart 2015 telefonisch en per e-mail niet bereikbaar was. Zijn werkcoach heeft in die periode herhaaldelijk getracht om met hem in contact te komen. Appellant voldoet niet aan zijn verplichtingen omdat hij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden als vermeld in het plan van aanpak.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant, door gedurende de periode van 18 februari 2015 tot en met 6 maart 2015 in ieder geval niet telefonisch bereikbaar te zijn geweest voor zijn werkcoach, niet heeft meegewerkt aan het uitvoeren van het door hem ondertekende plan van aanpak, in het bijzonder de afspraak dat hij genoeg beltegoed regelt voor zijn eigen mobiele telefoonnummer voor zijn bereikbaarheid. Dat appellant in die periode ziek is geweest, leidt niet tot een ander oordeel, omdat blijkens het plan van aanpak niet is afgesproken dat appellant tijdens zijn ziekte telefonisch niet bereikbaar hoefde te zijn voor bijvoorbeeld zijn werkcoach. Dat hem van deze gedraging geen verwijt kan worden gemaakt of dat sprake is van dringende redenen op grond waarvan het college had moeten afzien van het opleggen van een verlaging, is gesteld noch gebleken. Gelet hierop heeft het college terecht de bijstand van appellanten op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Participatiewet en de artikelen 6, aanhef en onder b, onderdeel 1, en artikel 8, aanhef en onder b, van de Afstemmingsverordening Lelystad 2015 met ingang van
1 april 2015 met 100% gedurende een maand verlaagd.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten bestrijden dat appellant geen medewerking heeft verleend aan het uitvoeren van het plan van aanpak. Voorts menen appellanten dat het gegeven dat hij in de betrokken periode ziek was tot een ander oordeel had behoren te leiden. Tijdens ziekte gelden voor de bereikbaarheid andere regels.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dat wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust. Hij voegt daaraan nog toe dat blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting de afspraak dat appellant genoeg beltegoed regelt voor zijn eigen mobiele telefoonnummer voor zijn bereikbaarheid in het plan van aanpak is opgenomen, omdat vanaf begin 2014 de re-integratie van appellant moeizaam verloopt daar hij veel ziek is, afspraken niet nakomt en moeilijk bereikbaar is. Dat in het zogenoemde ‘Verzuim- en ziekteprotocol bij deelname aan re-integratie activiteiten’ onder het kopje ‘Bereikbaar zijn’ staat vermeld dat appellant tijdens zijn ziekteverzuim altijd voor zijn consulent van het re-integratiebedrijf en voor zijn contactpersoon van de afdeling Werk Inkomen en Zorg bereikbaar moet zijn op zijn woonadres of het adres waar hij verpleegd wordt, betekent niet dat daarmee de in het plan van aanpak opgenomen afspraak over de telefonische bereikbaarheid van appellant tijdens zijn ziekte niet meer gold.
4.2.
Uit 4.1 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en E.C.R. Schut en C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2017.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) C.A.E. Bon

HD