ECLI:NL:CRVB:2017:2428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
16/4454 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring beroep inzake WGA-uitkering en ontslag werkneemster

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen het bestuur van de Centrale Raad van Beroep (appellant) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), met werkneemster als derde-belanghebbende. Het beroep van appellant is ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 30 mei 2016, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerdere beslissing van het Uwv gegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat werkneemster recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering van 9 juli 2015 tot en met 8 september 2018. Appellant betwistte de toerekening van deze uitkering aan hem, omdat het ontslag van werkneemster met ingang van 1 juli 2013 in rechte was komen vast te staan. Tijdens de zitting op 11 mei 2017 werd duidelijk dat, indien het ontslag gehandhaafd blijft, de WGA-uitkering niet aan appellant zal worden toegerekend. De Raad heeft in een andere zaak, waarin werkneemster betrokken was, het beroep van werkneemster tegen de beslissing op bezwaar van de Kroon ongegrond verklaard, waardoor het ontslag van werkneemster definitief was. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad geoordeeld dat appellant geen (proces)belang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit, en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

16/4454 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
het bestuur van de Centrale Raad van Beroep (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[werkneemster] te [woonplaats] als derde-belanghebbende (werkneemster)
Datum uitspraak: 13 juli 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Schneider, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 30 mei 2016.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Werkneemster heeft zich als derde-belanghebbende gesteld. Namens werkneemster heeft
mr. I.L. Gerrits, advocaat, een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Partijen hebben nadien stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2017. Voor appellant zijn verschenen mr. Schneider en haar kantoorgenoot mr. F.W. van Herk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R. Spanjer en mr. M.J. van Steenwijk. Werkneemster is verschenen, bijgestaan door mr. Gerrits en drs. A.W. Lechner.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 10 juli 2015 heeft het Uwv vastgesteld dat werkneemster van 9 juli 2015 tot en met 8 september 2018 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 30 mei 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant gegrond verklaard, in die zin dat de WGA-uitkering van werkneemster over de periode van
9 juli 2015 tot (lees: tot en met) 28 november 2016 niet aan appellant kan worden toegerekend, gelet op de medische beoordeling die aan de verstrekking van uitkering over deze periode ten grondslag ligt. Over de toerekening na 28 november 2016 kan volgens het Uwv nog geen uitspraak worden gedaan, omdat er nog geen uitspraak is over het gegeven ontslag.
2.1.
In beroep heeft appellant aangevoerd dat de wettelijk voorgeschreven wachttijd niet is vervuld. Werkneemster is vanaf datum ziekmelding met ingang van 11 juli 2013 niet gedurende 104 weken onafgebroken ongeschikt geweest voor haar arbeid. Werkneemster is daarom ten onrechte in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering.
2.2.
Het Uwv heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ter zitting is namens het Uwv meegedeeld dat in het geval het ontslag van werkneemster met ingang van 1 juli 2013 gehandhaafd blijft, de WGA-uitkering van werkneemster niet aan appellant zal worden toegerekend.
3.2.
Bij uitspraak van heden in het geding tussen werkneemster en de Kroon, 15/7645, waar appellant zich als derde-belanghebbende heeft gesteld, heeft de Raad het beroep van
werkneemster tegen de beslissing op bezwaar van de Kroon van 6 oktober 2015, waarbij na bezwaar het ontslag van werkneemster met ingang van 1 juli 2013 is gehandhaafd, ongegrond verklaard.
3.3.
Uit 3.1 en 3.2 volgt dat het Uwv de WGA-uitkering van werkneemster niet zal toerekenen aan appellant, omdat het ontslag van werkneemster met ingang van 1 juli 2013 in rechte is komen vast te staan. Niet is gebleken dat appellant nog enig (proces)belang heeft bij een beoordeling door de Raad van het bestreden besluit. Dit betekent dat het beroep
niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Lubberdink als voorzitter en C.J. Borman en
R. van der Spoel als leden, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2017.
(getekend) H.G. Lubberdink
(getekend) L.V. van Donk

HD