ECLI:NL:CRVB:2017:2421
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet
Op 14 juli 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van verzoekster, die een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Verzoekster, van Marokkaanse nationaliteit, woont sinds 2010 in Nederland en heeft zeven kinderen, waarvan het jongste kind de Nederlandse nationaliteit heeft. Na haar echtscheiding in oktober 2016 heeft zij een aanvraag voor kinderbijslag ingediend, die door de Svb werd afgewezen op basis van haar verblijfsstatus. De Svb had de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geraadpleegd, die concludeerde dat verzoekster geen rechtmatig verblijf had en dus niet in aanmerking kwam voor kinderbijslag.
In maart 2017 werd verzoekster een verblijfsvergunning verleend, wat leidde tot de toekenning van kinderbijslag voor drie van haar kinderen. Desondanks ging verzoekster in hoger beroep tegen de eerdere afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat zij in een benarde financiële situatie verkeerde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen actueel spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorziening, aangezien verzoekster inmiddels kinderbijslag had ontvangen en een bijstandsuitkering had aangevraagd. De rechter concludeerde dat verzoekster over voldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een actueel spoedeisend belang voor het treffen van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke zaken, en dat financiële moeilijkheden alleen niet voldoende zijn om aan deze eis te voldoen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.