ECLI:NL:CRVB:2017:2324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet en de gevolgen van het niet aanleveren van gevraagde gegevens
In deze zaak heeft appellant op 2 april 2015 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellant op 7 april 2015 verzocht om voor 17 april 2015 gegevens over te leggen, waaronder een schriftelijke verklaring over zijn levensonderhoud vanaf 1 december 2014, onderbouwd met bewijsstukken. Appellant heeft hierop niet gereageerd en het college heeft hem op 17 april 2015 een hersteltermijn gegeven tot 28 april 2015. Bij besluit van 30 april 2015 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet de gevraagde gegevens had verstrekt. Dit besluit is later door de rechtbank Rotterdam bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraak gekeerd, stellende dat de gevraagde verklaring niet nodig was voor de beoordeling van zijn recht op bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag. Het college was bevoegd om aanvullende gegevens te vragen, en het niet aanleveren van deze gegevens rechtvaardigde de beslissing om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad heeft geoordeeld dat appellant niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de veronderstelling dat het college over alle benodigde gegevens beschikte, en dat het college zijn belangen niet onjuist had afgewogen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.