ECLI:NL:CRVB:2017:2267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
16/4470 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wuv-uitkering voor na-oorlogse generatie

Op 29 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante, geboren in 1947, had een aanvraag ingediend voor toekenning van een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De aanvraag werd eerder afgewezen omdat appellante na de oorlog is geboren en derhalve geen vervolging heeft ondergaan in de zin van de Wuv. De Raad oordeelde dat de wetswijziging van 15 juli 1994, die de mogelijkheden voor de na-oorlogse generatie om een aanvraag in te dienen heeft gesloten, van toepassing is op appellante. De Raad stelde vast dat de oorspronkelijke aanvraag van appellante al dateerde van na de sluiting van de Wuv, waardoor haar verzoek om herziening niet kon worden gehonoreerd.

Tijdens de zitting op 18 mei 2017 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigden. De Raad heeft overwogen dat de vergelijking die appellante maakt met haar broers en zusters, die wel erkend zijn onder de Wuv, niet opgaat, omdat zij hun aanvragen vóór de sluiting van de Wuv hebben ingediend. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor coulance, aangezien de wetgever de Wuv expliciet heeft gesloten voor de na-oorlogse generatie. Bovendien was verweerder niet verplicht om appellante te informeren over de sluiting van de Wuv, aangezien zij ten tijde van de sluiting niet bekend was bij verweerder.

De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

16/4470 WUV
Datum uitspraak: 29 juni 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 juni 2016, kenmerk BZ01987717 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2017. Daar is appellante verschenen, bijgestaan door P.L. Stein en A. te Meij, als haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1947, heeft in december 1998 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wuv. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 27 januari 1999 op de grond dat appellant is geboren na de oorlog, zodat vaststaat dat zij geen vervolging heeft ondergaan in zin van de Wuv. Verder is overwogen dat de Wuv sinds 15 juli 1994 niet meer de mogelijkheid kent om personen van de na-oorlogse generatie met de vervolgde gelijk te stellen.
1.2.
In december 2015 heeft appellante opnieuw verzocht om toekenningen op grond van de Wuv. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 7 april 2016 en na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Met ingang van 15 juli 1994 is artikel 3, tweede lid, van de Wuv ingrijpend gewijzigd. Sindsdien kunnen - kort gezegd - alleen nog met de vervolgde worden gelijkgesteld de personen die tijdens de oorlogsjaren 1940‑1945 in omstandigheden verkeerden die met vervolging overeenkomst vertonen.
2.2.
Appellante is ná de oorlogsjaren 1940-1945 geboren. De onder 2.1 bedoelde wetswijzing staat er aan in de weg om aanvragen van personen van deze generatie te honoreren die ná de sluiting van de Wuv zijn ingediend. Dat geldt ongeacht de reden van het niet eerder (kunnen) indienen van een aanvraag. De oorspronkelijke aanvraag van appelante is van december 1998 en dateerde dus al van ná de sluiting van de Wuv. Het verzoek om de afwijzing van die aanvraag te herzien kan dan ook niet tot een andere uitkomst leiden.
2.3.
De vergelijking die appellante maakt met haar broers en zusters die wel in het kader van de Wuv zijn erkend gaat niet op. Zoals ter zitting door appellante is bevestigd, hebben zij vóór het sluiten van de Wuv een aanvraag ingediend. Voor het betrachten van coulance bestaat voor verweerder geen mogelijkheid. De wetgever heeft namelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beoogd de Wuv voor de na-oorlogse generatie te sluiten.
2.4.
Voor zover al van enige betekenis voor de beoordeling van het bestreden besluit voegt de Raad aan de overwegingen toe dat verweerder, anders dan door appellante is betoogd, niet gehouden was haar te informeren over de ophanden zijnde sluiting van de Wuv voor de
na-oorlogse generatie. Appellante was ten tijde van de sluiting van de Wuv niet bekend bij verweerder. Dat zij haar broers en zusters heeft geholpen met hun aanvragen maakt dat niet anders.
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening terecht is afgewezen. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.V. van Donk

HD