ECLI:NL:CRVB:2017:2250

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
16/4549 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitbreiding van huishoudelijke hulp op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, geboren in 1941 en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant had een verzoek ingediend om uitbreiding van de toegekende huishoudelijke hulp van één naar twee dagdelen per week. Dit verzoek werd afgewezen door de verweerder, die stelde dat er geen medische noodzaak was voor de uitbreiding. De appellant had diverse lichamelijke aandoeningen, maar volgens de medische adviezen was hij in staat om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten.

Tijdens de zitting op 18 mei 2017 is de appellant verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs R.J. Roelofs en A.J. Maas in overweging genomen. Beide artsen concludeerden dat de appellant niet zodanig beperkt was dat hij geen lichte huishoudelijke taken kon uitvoeren. De Raad heeft het beleid van de verweerder, dat een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend aan personen van 70 jaar of ouder, als acceptabel beschouwd, maar oordeelde dat in dit geval geen medische noodzaak was aangetoond.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant nog in staat was om huishoudelijke taken uit te voeren, zoals boodschappen doen en koken. De omstandigheden rondom het gesprek met de geneeskundig adviseur, die de appellant als ongunstig beschouwde, gaven geen aanleiding om aan de uitkomsten van het onderzoek te twijfelen. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en het bestreden besluit in stand gelaten. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

16/4549 WUV
Datum uitspraak: 29 juni 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 juni 2016, kenmerk BZ01964796 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1941, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wuv. Aan hem zijn verschillende voorzieningen toegekend waaronder een vergoeding voor één dagdeel huishoudelijke hulp per week.
1.2.
In december 2015 heeft appellant verzocht om uitbreiding van de aan hem toegekende huishoudelijke hulp naar twee dagdelen per week. Bij besluit van 18 februari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat geen sprake is van een medische noodzaak voor uitbreiding van de huishoudelijke hulp. Daarbij is overwogen dat appellant wel diverse klachten heeft die beperkingen geven in het verrichten van zware huishoudelijke werkzaamheden. Hij kan wel lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd, komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
.Verweerder hanteert, voor zover hier van belang, het beleid dat aan een persoon van
70 jaar of ouder, zoals appellant, een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp per week kan worden toegekend indien hij op grond van het totaal van zijn medische beperkingen - zowel causale als niet-causale - niet meer in staat is lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Een voorziening voor acht uur per week kan ook worden toegekend indien sprake is van causale psychische aandoeningen in combinatie met (zelf)verwaarlozing en/of chaotisch gedrag. De Raad heeft dit beleid al meermalen acceptabel geacht (bijvoorbeeld in de uitspraak van 2 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2034).
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag om advies voorgelegd aan zijn geneeskundig adviseur
R.J. Roelofs, arts. Hij heeft op basis van de door appellant verstrekte informatie en gegevens van de huisarts en cardioloog geconcludeerd dat niet is gebleken van zodanige beperkingen dat appellant buiten staat moet worden geacht om lichte huishoudelijke taken uit te voeren. Het bezwaarschrift is voorgelegd aan een andere geneeskundig adviseur, de arts A.J. Maas. Deze arts heeft appellant onderzocht. Op basis van de resultaten van zijn onderzoek en de bevindingen van de huisarts en cardioloog concludeert Maas dat er geen medische noodzaak bestaat voor meer huishoudelijke hulp dan het al eerder toegekende dagdeel huishoudelijke hulp.
2.3.
De Raad ziet geen grond anders te oordelen. Uit de medische adviezen komt naar voren dat het vooral de zware huishoudelijke werkzaamheden zijn die appellant niet kan verrichten. Appellant heeft wel diverse lichamelijke aandoeningen maar de klachten geven qua ernst en omvang niet zodanige beperkingen dat hij daardoor geen lichte huishoudelijke werkzaamheden kan uitvoeren. Uit het onderzoeksverslag van Maas blijkt ook dat appellant nog huishoudelijk werk verricht zoals boodschappen doen, koken, opruimen en dat hij de keuken schoonhoudt. Medische gegevens op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de mogelijkheden van appellant op het gebied van huishoudelijke werkzaamheden zijn onderschat, zijn niet aangetroffen. Appellant heeft nog aangevoerd dat het gesprek met Maas op een voor hem zeer ongunstig moment heeft plaatsgevonden en hij erg gespannen was doordat zijn echtgenote een aantal dagen voor het gesprek met spoed naar de Verenigde Staten is gereisd vanwege haar ernstig zieke vader en op de dag van het gesprek zijn oudste dochter een zware operatie moest ondergaan. Dat geeft echter geen aanleiding te twijfelen aan de uitkomsten van dat gesprek. Het gesprek had immers alleen tot doel de beperkingen in het huishouden vast te stellen en niet zozeer de psychische gesteldheid waarbij stresserende factoren mogelijkerwijs wel van invloed kunnen zijn.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.V. van Donk

HD