ECLI:NL:CRVB:2017:2250
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbreiding van huishoudelijke hulp op basis van medische adviezen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, geboren in 1941 en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant had een verzoek ingediend om uitbreiding van de toegekende huishoudelijke hulp van één naar twee dagdelen per week. Dit verzoek werd afgewezen door de verweerder, die stelde dat er geen medische noodzaak was voor de uitbreiding. De appellant had diverse lichamelijke aandoeningen, maar volgens de medische adviezen was hij in staat om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten.
Tijdens de zitting op 18 mei 2017 is de appellant verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs R.J. Roelofs en A.J. Maas in overweging genomen. Beide artsen concludeerden dat de appellant niet zodanig beperkt was dat hij geen lichte huishoudelijke taken kon uitvoeren. De Raad heeft het beleid van de verweerder, dat een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend aan personen van 70 jaar of ouder, als acceptabel beschouwd, maar oordeelde dat in dit geval geen medische noodzaak was aangetoond.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant nog in staat was om huishoudelijke taken uit te voeren, zoals boodschappen doen en koken. De omstandigheden rondom het gesprek met de geneeskundig adviseur, die de appellant als ongunstig beschouwde, gaven geen aanleiding om aan de uitkomsten van het onderzoek te twijfelen. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en het bestreden besluit in stand gelaten. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.