ECLI:NL:CRVB:2017:2198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen terugvordering persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de appellante die bezwaar heeft gemaakt tegen de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor. Het Zorgkantoor had op basis van de Regeling subsidies AWBZ een pgb van € 22.830,05 verleend voor het jaar 2014, maar heeft later dit bedrag vastgesteld op € 11.657,45 en een bedrag van € 11.172,60 teruggevorderd. Appellante heeft op 4 juli 2015 en 11 augustus 2015 bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Zorgkantoor heeft deze bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het Zorgkantoor terecht de bezwaren van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd. De Raad heeft geconcludeerd dat de bezwaren van appellante zich niet richtten tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de termijn voor het indienen van het bezwaar van 11 augustus 2015 te laat was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.