ECLI:NL:CRVB:2017:2161

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
15/6816 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van ISD Noordoost om zijn aanvraag voor bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling te stellen. Appellant had zich op 27 maart 2013 gemeld voor bijstand en kreeg een lijst met benodigde gegevens voor zijn intakegesprek op 22 april 2013. Tijdens dit gesprek overhandigde hij echter niet alle gevraagde documenten, waaronder bankafschriften en informatie over zijn hypotheek en levensverzekering. Het dagelijks bestuur verzocht appellant om deze gegevens voor 29 april 2013 in te leveren, maar hij vroeg om uitstel tot 1 mei 2013. Uiteindelijk werd zijn aanvraag op 7 mei 2013 buiten behandeling gesteld omdat hij niet aan de informatieverplichting had voldaan.

De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond. Appellant stelde dat hij op 1 mei 2013 alle ontbrekende stukken had ingeleverd en dat hij ten tijde van de aanvraag niet in staat was om zelf de benodigde handelingen te verrichten vanwege zijn medische situatie. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. De Raad concludeerde dat de medische omstandigheden van appellant niet voldoende onderbouwd waren om het dagelijks bestuur te verplichten om van zijn bevoegdheid af te wijken.

De uitspraak bevestigt dat het niet aanleveren van essentiële gegevens kan leiden tot het buiten behandeling stellen van een aanvraag voor bijstandsverlening. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

15/6816 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
8 september 2015, 15/1532 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van ISD Noordoost (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 30 mei 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. O.F.X. Roozemond, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 7 maart 2017. Partijen zijn
- het dagelijks bestuur met bericht - niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 27 maart 2013 heeft appellant zich gemeld om bijstand aan te vragen ingevolge de Wet werk en bijstand. Op die datum heeft appellant een zogenoemde ‘Boodschappenlijst’ meegekregen, waarop staat aangekruist welke gegevens hij bij zijn intakegesprek op 22 april 2013 moet overleggen. Op 22 april 2013 heeft appellant niet alle gegevens overgelegd, waarna het dagelijks bestuur appellant bij brief van 22 april 2013 heeft verzocht vóór 29 april 2013 de in deze brief genoemde stukken alsnog te overleggen, waaronder kopie bankafschriften vanaf 1 maart 2008 van zijn rekeningnummer eindigend op de nummers [nummers] en gegevens waaruit de hoogte van de hypotheek per 1 maart 2013 en de afkoopwaarde van zijn levensverzekering per 1 maart 2013 blijkt. Daarbij heeft het dagelijks bestuur aan appellant medegedeeld dat het niet of niet volledig verstrekken van de gevraagde gegevens tot gevolg kan hebben dat de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling wordt gelaten. Appellant heeft op 26 april 2013 om uitstel verzocht voor het inleveren van stukken tot en met 1 mei 2013.
1.2.
Bij besluit van 7 mei 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 maart 2015 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling gesteld. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant niet alle gegevens, waar bij brief van 22 april 2013 om was verzocht, binnen de appellant verleende hersteltermijn heeft ingeleverd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij op 1 mei 2013, na hiervoor op 26 april 2013 om uitstel te hebben verzocht, alle nog ontbrekende stukken heeft overgelegd. Voorts was appellant ten tijde van de aanvraag niet in staat om zelf handelingen naar behoren te kunnen verrichten. Hij was net ontslagen uit het ziekenhuis en slikte veel pijnmedicatie. Het dagelijks bestuur heeft onvoldoende rekening gehouden met deze omstandigheden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden is de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen.
4.3.
Niet in geschil is dat de door het dagelijks bestuur gevraagde gegevens van belang waren voor de beoordeling van de aanvraag om bijstand. Uit de gedingstukken blijkt niet dat appellant, zoals hij heeft betoogd, alle bij brief van 22 april 2013 gevraagde gegevens - ook niet op 1 mei 2013 - heeft overgelegd. Hieruit volgt dat buiten bespreking kan blijven op welke gegevens zijn uitstelverzoek van 26 april 2013 betrekking had. Zo blijkt uit het dossier dat op 1 mei 2013 nog steeds de gevraagde bankafschriften - behoudens volgnummer 11 - over 2011, de volgnummers 6,7 en 8 over 2012 en de bankafschriften over 2013 van zijn bankrekening eindigend op de nummers [nummers] ontbraken. Evenmin heeft appellant gegevens overgelegd over de hoogte van de hypotheek per 1 maart 2013 en de afkoopwaarde van zijn levensverzekering per 1 maart 2013.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het dagelijks bestuur bevoegd was de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling te stellen. In wat appellant - niet nader onderbouwd - naar voren heeft gebracht over zijn medische situatie ten tijde van zijn aanvraag, is geen omstandigheid gelegen op grond waarvan het dagelijks bestuur van die bevoegdheid redelijkerwijs geen gebruik heeft kunnen maken.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2017.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) W.A.M. Ebbinge

HD