ECLI:NL:CRVB:2017:2092

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
16/4834 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

Op 14 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/4834 ZW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 8 februari 2017, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Usanmas, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak.

In het verzet is gebleken dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van appellante of haar gemachtigde. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzet gegrond is, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 8 februari 2017 vervalt. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond voordat de niet-ontvankelijkheid werd uitgesproken.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geen aanleiding gezien om appellante te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier N. Talhaoui.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 juni 2017
16/4834 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2016, 15/5215 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 8 februari 2017 heeft de Raad het namens appellante door mr. S. Usanmas, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. Usanmas verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 8 februari 2017 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald.
In verzet is gebleken dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellante in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
8 februari 2017 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is in de omstandigheden van het voorliggende geval geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui

SS