ECLI:NL:CRVB:2017:2023

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
15/8274 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie met betrekking tot de korpschef van politie

Op 8 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van de korpschef van politie tegen [betrokkene]. De zaak betreft de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie, waarbij de rechtbank Noord-Nederland eerder had geoordeeld dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. De korpschef stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de transponeringstabel geen algemeen verbindend voorschrift (avv) is. De Raad oordeelde dat de transponeringstabel niet als avv kan worden aangemerkt, maar dat deze wel als grondslag voor besluitvorming mag dienen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de werkgroep matching had moeten worden ingeschakeld en dat de korpsfunctiebeschrijving van [functie 3] niet relevant was voor de besluitvorming. De Raad oordeelde dat de korpschef correct had gehandeld en dat de eerdere besluiten van de rechtbank niet in stand konden blijven.

Uitspraak

15/8274 AW, 16/1139 AW
Datum uitspraak: 8 juni 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
16 november 2015, 14/3809 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 9 februari 2016 een nieuwe beslissing op bezwaar (nader besluit) genomen.
Betrokkene heeft een reactie op het nader besluit gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door F.J.H. Gunther en mr. F.A.M. Bot. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. C. Lamuadni, kantoorgenoot van mr. Dammingh.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Bij besluit van 21 oktober 2011 is de uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op de functie van [functie 1] . Na inventarisatie is gebleken dat op peildatum 31 december 2011 de specifieke werkzaamheden [werkzaamheden] zijn toegewezen. Bij besluit van 29 juni 2012 heeft de korpschef de uitgangspositie van betrokkene aldus aangevuld.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft appellant ten aanzien van betrokkene besloten per peildatum 31 december 2011 tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 2] , vakgebied [vakgebied] , werkterrein [werkzaamheden] , salarisschaal 7. Verder is in dit besluit vastgesteld dat er na 31 december 2011 een formele wijziging is geweest die relevant is. Met ingang van 1 december 2012 is betrokkene bevorderd naar de functie [functie 3] en is de uitgangspositie van betrokkene vastgesteld op de functie [functie 3] . De aan betrokkene toegekende
LFNP-functie is ingaande 1 december 2012 gewijzigd in de LFNP-functie van [functie 4] vakgebied [vakgebied] , salarisschaal 8.
1.4.
Bij besluit van 15 juli 2014 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 16 december 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht - het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat en voor zover hier van belang, overwogen dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, omdat de transponeringstabel, opgenomen in een bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt 2013, nr. 13141 (Regeling) geen algemeen verbindend voorschrift (avv) is. Dit gebrek heeft de rechtbank gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat van appellant mocht worden verwacht dat de Werkgroep matching zou zijn verzocht de korpsfunctiebeschrijving te matchen, rekening houdend met het aanvullend besluit van 29 juni 2012 over het aan betrokkene toegekende taakaccent ‘ [werkzaamheden] ’. Door dit niet te doen is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
3. Bij het nadere besluit heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 16 december 2013 andermaal ongegrond verklaard.
4. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
4.1.
Nu met het nadere besluit niet geheel aan het bezwaar van betrokkene is tegemoetgekomen, strekt het geding in hoger beroep zich, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, mede uit tot dit besluit.
4.2.
Het betoog van appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd omdat de transponeringstabel geen avv is slaagt. Zoals de Raad in zijn in 1.1 genoemde uitspraken heeft overwogen, laat het gegeven dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als avv onverlet dat de tabel als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij appellant in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Dat de transponeringstabel het karakter van een avv ontbeert, leidt dan ook niet tot de conclusie dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering.
4.3.
Appellant heeft voorts betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat van hem mocht worden verwacht dat de werkgroep matching zou zijn verzocht de korpsfunctiebeschrijving van [functie 3] te matchen, rekening houdend met het aan betrokkene gerichte besluit van 29 juni 2012 over het aan haar toegekende specifiek werkterrein [werkzaamheden] op peildatum 31 december 2011. Ook dit betoog slaagt. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4100) worden wat betreft de periode vanaf 1 januari 2012 alleen formele functiewijzigingen, met analoge toepassing van de Regeling en de transponeringstabel, nog in de besluitvorming betrokken. Van zo’n formele wijziging is in dit geval geen sprake. Het besluit van 29 juni 2012 en het daarin vervatte specifiek werkterrein ziet uitdrukkelijk op de peildatum 31 december 2011 en daarmee op de functie van [functie 1] . Dit besluit heeft aldus geen betrekking op de functie van [functie 3] zoals betrokkene deze bijna één jaar later, per 1 december 2012 is gaan vervullen. Betrokkene heeft geen bezwaar gemaakt tegen het aanstellingsbesluit waarbij zij met ingang van 1 december 2012 is aangesteld als [functie 3] , zodat er nu van moet worden uitgegaan dat betrokkene per laatstgenoemde datum werkzaam was in de korpsfunctie [functie 3] zonder specifiek werkterrein. Dat de werkzaamheden van betrokkene ongewijzigd betrekking hebben op het [werkzaamheden] terrein maakt het voorgaande niet anders, omdat niet van de feitelijke werkzaamheden maar van de korpsfunctiebeschrijving moet worden uitgegaan. De Raad verwijst hiervoor naar zijn in 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 en ziet geen aanleiding hierover in het voorliggende geval anders te oordelen.
4.4.
Voor zover betrokkene nog heeft gewezen op de situatie van een collega die onder gelijke omstandigheden als betrokkene wel het specifieke werkterrein heeft behouden merkt de Raad op dat uit de overgelegde stukken blijkt dat bij die collega de specifieke
werkzaamheden, anders dan in het geval van betrokkene, wel zijn opgenomen in de per
1 december 2012 vastgestelde uitgangspositie.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep van appellant slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het bestreden besluit alsnog ongegrond verklaren.
4.6.
Uit 4.5 volgt dat aan het nadere besluit de grondslag komt te ontvallen, zodat dit voor vernietiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 15 juli 2014 ongegrond;
- vernietigt het besluit van 9 februari 2016.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) A.M. Pasmans

HD