ECLI:NL:CRVB:2017:199
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herziening van afwijzingen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1939 in het toenmalig Nederlands-Indië, had in juli 2002 een aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Deze aanvraag werd in 2003 afgewezen, omdat onvoldoende was aangetoond dat de appellant direct betrokken was bij oorlogsgeweld. De appellant heeft sindsdien meerdere keren geprobeerd om de eerdere afwijzingen te herzien, maar telkens zonder succes. De Raad heeft vastgesteld dat er geen relevante nieuwe feiten of gegevens zijn ingediend die aanleiding geven om de eerdere besluiten te herzien. De medische argumenten die de appellant naar voren heeft gebracht, zijn niet relevant voor de beoordeling van de betrokkenheid bij oorlogsgeweld, wat een voorwaarde is voor toekenning op grond van de Wubo. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn directe betrokkenheid bij de gruwelijkheden tijdens de oorlog, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt dat voor erkenning als getroffene door oorlogsgeweld objectieve bevestiging van directe betrokkenheid vereist is.