ECLI:NL:CRVB:2017:1948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 23 januari 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante ontving eerder ziekengeld na haar ziekmelding op 23 december 2013 en had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.
Tijdens het hoger beroep heeft appellante nieuwe medische informatie ingediend, waaruit zou blijken dat zij lijdt aan chronische vermoeidheid. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere beoordelingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep correct waren en dat de medische grondslag van het bestreden besluit stand kan houden. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan op 31 mei 2017 door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken.