ECLI:NL:CRVB:2017:1947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) na haar ziekmelding op 17 juni 2013. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 17 juli 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van haar maatmaninkomen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische beperkingen en klachten van haar spierziekte onverminderd aanwezig zijn, en dat de geselecteerde functies niet aansluiten bij haar beperkingen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de aan de eerstejaars ZW-beoordeling ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen beperkingen.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat appellante in staat is om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag liggen, medisch gezien geschikt zijn. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.