ECLI:NL:CRVB:2017:1947

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
15/8213 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid van functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) na haar ziekmelding op 17 juni 2013. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 17 juli 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van haar maatmaninkomen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische beperkingen en klachten van haar spierziekte onverminderd aanwezig zijn, en dat de geselecteerde functies niet aansluiten bij haar beperkingen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de aan de eerstejaars ZW-beoordeling ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen beperkingen.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat appellante in staat is om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag liggen, medisch gezien geschikt zijn. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/8213 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
5 november 2015, 15/450 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 31 mei 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Y. Eryilmaz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. Appellante is, zoals tevoren bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.J.E. Budel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en heeft na haar ziekmelding op 17 juni 2013 ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen van het Uwv. Het laatste werk dat appellante voor deze ziekmelding heeft verricht, was in de functie van orderpikker voor gemiddeld 38 uur per week.
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling heeft een verzekeringsarts appellante op 17 maart 2014 gezien. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
17 maart 2014. Een arbeidsdeskundige heeft zes functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellante nog tenminste 65% van haar zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 6 juni 2014 vastgesteld dat appellante met ingang van 17 juli 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.3.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van
19 december 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, een nieuwe FML van
9 december 2014 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1
In hoger beroep heeft appellante gesteld dat haar psychische beperkingen onverminderd aanwezig zijn en dat zij steeds meer klachten ervaart van haar spierziekte. De aan de geselecteerde functies verbonden werkzaamheden komen niet overeen met de beperkingen die appellante ondervindt. Zo kan appellante door haar medicijngebruik en haar psychische klachten haar aandacht niet, althans niet lang, vasthouden. Daarnaast is de functie van voedingsassistente ongeschikt voor appellante omdat de werkzaamheden te belastend zijn en omdat sprake is van wisselende diensten.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Onder het maatmaninkomen wordt verstaan het inkomen dat een verzekerde zou hebben verdiend, als hij niet ziek zou zijn geworden. Op grond van
artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van
30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920). Op grond van artikel 19aa, tweede lid, van de ZW bestaat recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop de verzekerde in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
4.2.
Evenals de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de voor appellante in de FML van 9 december 2014 opgenomen beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle medische gegevens, in zijn onderzoek betrokken. Hij heeft overwogen dat appellante is aangewezen op werkzaamheden die rekening houden met haar verminderde psychische flexibiliteit en verminderde fysieke belastbaarheid, evenals met haar fysieke beperkingen waaronder traplopen en lopen. Voor het aannemen van meer beperkingen, waaronder de door appellante voorgestane urenbeperking, is in de aanwezige medische informatie geen dan wel onvoldoende steun te vinden.
4.3.
Ook wordt de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de eerstejaars ZW-beoordeling ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn. De functie van voedingsassistente is door de arbeidsdeskundige met de verzekeringsarts besproken die de visie van de arbeidsdeskundige heeft onderschreven. Hierbij is ook van belang, zoals het Uwv in de brief van 14 maart 2017 heeft gesteld, dat de functie geen onregelmatige werktijden kent, dat de wisseldiensten bestaan uit het ook op zaterdag en zondag moeten werken en dat dit zoals naar voren komt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 maart 2017 voor appellante met haar beperkingen mogelijk moet zijn.
5. De overwegingen in 4.2 en 4.3. leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M.S.E.S. Umans

KP