ECLI:NL:CRVB:2017:1942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na ziekmelding en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op ziekengeld van appellant, die na zijn ziekmelding op 10 juni 2013 ziekengeld ontving op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 10 juli 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn belastbaarheid onjuist was ingeschat. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waarbij hij zijn lichamelijke en psychische klachten aanhaalde, waaronder diabetes, gehoorproblemen en concentratieproblemen. De Raad oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant niet onjuist had ingeschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had appellant onderzocht en geconcludeerd dat hij geschikt was voor bepaalde functies, waarbij rekening was gehouden met zijn medische klachten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de belastbaarheid van een verzekerde in het kader van de Ziektewet en de rol van medische rapportages in dit proces.