ECLI:NL:CRVB:2017:1845

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
14/5910 WIA-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de medische onderbouwing van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 19 mei 2017, wordt een hoger beroep behandeld van een appellante die zich ziek heeft gemeld wegens psychische klachten. De appellante, die als huishoudelijk medewerkster werkte, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin werd gesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft een deskundige, L. Greveling-Fockens, benoemd om de medische situatie van appellante te onderzoeken. De deskundige concludeert dat appellante meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, met name in verband met haar PTSS en andere psychische klachten. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv een deugdelijke medische onderbouwing ontbeert en draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in dit proces.

Uitspraak

14/5910 WIA-T
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
15 september 2014, 14/739 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 mei 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.J.M. Kobossen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Nadien heeft appellante de gronden van het hoger beroep aangevuld en een brief van psychiater W. Postema aan de Raad gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2016. Voor appellante is verschenen mr. Kobossen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.M.M. Schalkwijk.
Het onderzoek is ter zitting geschorst. De Raad heeft L. Greveling-Fockens, verzekeringsarts, als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. De deskundige heeft een schriftelijk verslag van haar onderzoek aan de Raad uitgebracht.
Vervolgens hebben partijen over en weer nadere reacties gegeven. Op 21 april 2017 heeft appellante een reactie van psychiater Postema op het deskundigenrapport aan de Raad gestuurd.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft gewerkt als huishoudelijk medewerkster in een kinderdagverblijf. Op
1 november 2011 heeft zij zich ziek gemeld wegens psychische klachten. Bij besluit van
11 november 2013 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat voor haar met ingang van
29 oktober 2013 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij beslissing op bezwaar van 19 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de conclusies van de verzekeringsartsen over de belastbaarheid. Uitgaande van de juistheid van de bij appellante vastgestelde medische beperkingen heeft de rechtbank geen reden gezien voor twijfel aan de geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is omdat de ziekte waar zij aan lijdt, PTSS, niet voldoende is benoemd en meegewogen in de beoordeling. Als gevolg van de psychische problemen heeft appellante ook andere klachten, zoals spanningsklachten, hoofdpijn en slapeloosheid.
3.2.
Het Uwv heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Gelet op de standpunten van partijen en de voorhanden zijnde medische gegevens, waaruit verschil van inzicht blijkt over de ernst van de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen op 29 oktober 2013, heeft de Raad aanleiding gezien de verzekeringsarts Greveling-Fockens als deskundige te benoemen.
4.2.
In haar rapport van 18 juli 2016 heeft de deskundige – op basis van dossierstudie – geconcludeerd dat bij appellante, op de in geding zijnde datum, sprake is van een depressieve stoornis (eenmalig/matig) en PTSS. Als gevolg hiervan acht de deskundige appellante meer beperkt dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 oktober 2013 is te kennen gegeven op de items werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, frequent reiken en buigen, duwen en trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, trappenlopen en lopen en staan tijdens het werk. Nadat de deskundige op verzoek van de Raad appellante heeft opgeroepen voor onderzoek, heeft zij in een aanvullend rapport haar conclusies gehandhaafd.
4.3.
Het Uwv heeft na kennisname van het deskundigenrapport geen aanleiding gezien om het standpunt zoals neergelegd in het bestreden besluit te herzien. Daartoe is verwezen naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep G.P.J. de Kanter van 5 augustus 2016, 16 september 2016 en 6 februari 2017, waarin onder meer is vermeld dat appellante niet bekend is met een aandoening van het bewegingsapparaat en dat het gelet op haar psychische klachten juist goed is om te bewegen.
4.4.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter de conclusies van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het rapport, en de aanvulling daarop, van Greveling-Fockens geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. In het geval van appellante heeft de deskundige, na kennisneming van de gegevens van de behandelende artsen en eigen onderzoek van appellant, geconcludeerd dat er aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen. Wat van de kant van het Uwv is aangevoerd, leidt niet tot twijfel aan de conclusie van de door de Raad geraadpleegde deskundige. Van belang is dat de deskundige na kennisneming van de zienswijze van de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar standpunt gemotiveerd heeft gehandhaafd.
4.5.
De overwegingen in 4.1 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit een deugdelijke medische onderbouwing ontbeert, aangezien uit het rapport van de deskundige volgt dat appellante op de in geding zijnde datum, 29 oktober 2013, meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen.
4.6.
Voor het benoemen van een van een psychiater, zoals psychiater Postema in zijn reactie op het rapport van de deskundige voorstelt, is geen aanleiding aangezien in dit advies geen concrete kritiekpunten op het rapport van de deskundige of nieuwe medische feiten met betrekking tot de situatie van appellante rond de datum in geding staan vermeld.
5. Nu de FML dient te worden aangepast aan het oordeel van de deskundige en vervolgens door de arbeidsdeskundige moet worden bezien of functies te duiden zijn, en zo ja, welk verlies aan verdiencapaciteit aanwezig is, ziet de Raad aanleiding met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2017.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.D.F. de Moor

NW