ECLI:NL:CRVB:2017:182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenplicht over woonsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 24 februari 2014 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Hij was ingeschreven op een bepaald adres, maar na een onderzoek door de gemeente naar de rechtmatigheid van de bijstand, werd vastgesteld dat hij niet op dat adres woonde. Het college heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellant heeft in bezwaar documenten overgelegd die zijn woon- en leefsituatie zouden onderbouwen, maar het college heeft deze niet als voldoende bewijs geaccepteerd. De rechtbank heeft het standpunt van het college bevestigd, en appellant is in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn verhuizing. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.