ECLI:NL:CRVB:2017:1773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzonder militair nabestaandenpensioen op basis van gebrek aan bewijs van oorzakelijk verband met militaire dienst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de weigering van een bijzonder militair nabestaandenpensioen aan appellante, de weduwe van een militair. De minister van Defensie had eerder besloten dat appellante niet in aanmerking kwam voor het pensioen, omdat niet was aangetoond dat het overlijden van haar echtgenoot het gevolg was van oorzaken die rechtstreeks verband hielden met de uitoefening van de militaire dienst. De echtgenoot leed aan verschillende psychische aandoeningen, maar er was geen bewijs dat deze aandoeningen verband hielden met zijn militaire dienst.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen verband was tussen het overlijden van haar echtgenoot en zijn militaire dienst. De Raad heeft echter geoordeeld dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor een dergelijk verband. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante wetgeving en eerdere uitspraken, en geconcludeerd dat de gedingstukken geen basis bieden voor de stelling van appellante.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.