Uitspraak
CIZ
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2016. Appellante, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend bij het CIZ voor uitbreiding van haar zorgindicatie op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ had deze aanvraag afgewezen, met de motivatie dat appellante niet in aanmerking kwam voor AWBZ-zorg. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel was gekomen en dat appellante in hoger beroep geen nieuwe argumenten had aangedragen die tot een ander oordeel hadden moeten leiden. De Raad concludeerde dat de medische adviezen die aan de afwijzing ten grondslag lagen, aan de zorgvuldigheidsnormen voldeden en dat appellante niet was aangewezen op AWBZ-zorg in de relevante periode. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de zorgindicatie door het CIZ en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.