Uitspraak
1 maart 2016, 14/3916 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2016, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond werd verklaard. Appellant was werkzaam in de voormalige politieregio Groningen en heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef om hem te plaatsen in de LFNP-functie van Teamchef B met salarisschaal 10. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 4 mei 2017 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het resultaat van de matching onhoudbaar is. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en stelt dat het aan de politieambtenaar is om aan te tonen dat de matching niet correct is uitgevoerd. Appellant heeft aangevoerd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied, maar de Raad oordeelt dat de korpschef en de rechtbank terecht hebben geoordeeld dat de uitgangspositie van appellant in rechte vaststaat. De Raad bevestigt dat de werkgroep matching voldoende objectieve aanknopingspunten heeft gevonden voor de match met Teamchef B en niet met Teamchef C, zoals appellant wenst. De beroepsgrond van appellant dat de hardheidsclausule ten onrechte niet is toegepast, wordt eveneens verworpen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.