ECLI:NL:CRVB:2017:1617
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- L. Koper
- I.G.A.H. Toma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 22 juli 2015 een eerder besluit van het Uwv heeft bevestigd. Appellante, die als jeugdreclasseringsmedewerker heeft gewerkt, meldde zich op 25 juni 2012 ziek vanwege lichamelijke klachten en vermoeidheid. Het Uwv concludeerde op 9 mei 2014 dat appellante met ingang van 23 juni 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en verleende haar geen WIA-uitkering. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, met de overweging dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat haar psychische klachten voldoende waren meegewogen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij onvoldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op het gewijzigde besluit van het Uwv, waarin haar een WGA-vervolguitkering werd toegekend op basis van 65 tot 80% arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad concludeerde dat de psychische beperkingen van appellante, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), niet waren onderschat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een psychiatrische expertise af, omdat zij geen nadere medische onderbouwing had gegeven voor haar standpunt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan op 26 april 2017, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde, en er geen veroordeling in proceskosten volgde.