ECLI:NL:CRVB:2017:1607

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
15/1963 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant en verwerping nalatenschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 15/1963 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats]. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was de wederpartij. Tijdens de behandeling op de zitting van 11 november 2016 werd door de advocaat van de appellant, mr. R. Polderman, medegedeeld dat de appellant was overleden. De vertegenwoordiger van het Uwv, D.C. Heijstek, was ook aanwezig. Na het overlijden van de appellant heeft de moeder van de appellant, als enig erfgenaam, de nalatenschap verworpen en aangegeven de procedure niet voort te zetten. Hierdoor was er geen erfgenaam die de appellant als partij in het geding kon opvolgen.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, nu er geen erfgenaam was die het geding kon voortzetten, het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep was komen te ontvallen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

15/1963 WIA
Datum uitspraak: 21 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
9 februari 2015, 14/1257 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant], in leven laatstelijk gewoond hebbend te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is door mr. R. Polderman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 11 november 2016.
Mr. Polderman is verschenen met de mededeling dat appellant is overleden. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door D.C. Heijstek.
Bij brief van 13 december 2016 heeft mr. Polderman de Raad bericht dat de
enig erfgenaam, de moeder van appellant, de nalatenschap heeft verworpen en dat de moeder van appellant de procedure niet wenst voort te zetten.
De Raad sluit het onderzoek.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is overleden. Nu de enig erfgenaam de nalatenschap heeft verworpen, is er geen erfgenaam die appellant als partij in het onderhavige geding is opgevolgd en het geding heeft voortgezet. Het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is dan ook komen te ontvallen, zodat het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen als voorzitter en L. Koper en W.E. Doolaard als leden, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2017.
(getekend) H. van Leeuwen
(getekend) A.M.C. de Vries

RB