Uitspraak
9 februari 2015, 14/1257 (aangevallen uitspraak)
enig erfgenaam, de moeder van appellant, de nalatenschap heeft verworpen en dat de moeder van appellant de procedure niet wenst voort te zetten.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 15/1963 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats]. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was de wederpartij. Tijdens de behandeling op de zitting van 11 november 2016 werd door de advocaat van de appellant, mr. R. Polderman, medegedeeld dat de appellant was overleden. De vertegenwoordiger van het Uwv, D.C. Heijstek, was ook aanwezig. Na het overlijden van de appellant heeft de moeder van de appellant, als enig erfgenaam, de nalatenschap verworpen en aangegeven de procedure niet voort te zetten. Hierdoor was er geen erfgenaam die de appellant als partij in het geding kon opvolgen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, nu er geen erfgenaam was die het geding kon voortzetten, het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep was komen te ontvallen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.