ECLI:NL:CRVB:2017:1604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten babyuitzet zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 12 september 2000 bijstand ontvangt, had op 26 mei 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babyuitzet ter hoogte van € 275,-. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijzondere bijstand wordt verleend.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de kosten van de babyuitzet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, omdat zij niet in staat is om deze kosten te reserveren. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor deze kosten niet heeft kunnen reserveren. Het ontbreken van voldoende reserveringsruimte door schulden kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die recht geeft op bijstand.
Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat het college de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening had kunnen verlenen. De Raad heeft echter vastgesteld dat het college eerst moet beoordelen of appellante recht heeft op bijstand voordat de vorm van bijstand aan de orde kan komen. Aangezien appellante geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van de babyuitzet, kon het college deze vraag niet verder onderzoeken. De Raad heeft ook het beroep van appellante op het Verdrag inzake de rechten van het kind verworpen, omdat de relevante artikelen niet als een ieder verbindend kunnen worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.