ECLI:NL:CRVB:2017:1597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bijstandsintrekking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Appellant ontving vanaf 1 november 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand, maar zijn bijstand werd per 1 oktober 2013 ingetrokken omdat zijn woon- en verblijfplaats onbekend was. Het college heeft appellant ook teruggevorderd voor de bijstandsuitkeringen die hij onterecht heeft ontvangen, omdat hij niet heeft gemeld dat hij onroerend goed in Turkije bezat.
Appellant heeft te laat bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstand, wat door het college als niet-ontvankelijk is verklaard. Appellant heeft aangevoerd dat zijn detentie in Turkije en Nederland een verschoonbare omstandigheid was voor de termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het treffen van voorzieningen om zijn post tijdig te laten behandelen, ook al was hij gedetineerd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden was om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen, en heeft het hoger beroep van appellant afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring ongegrond verklaarde, is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.