ECLI:NL:CRVB:2017:1421

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
16/3539 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de beoordeling van de matching op basis van de korpsfunctiebeschrijving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor een politieambtenaar, waarbij de keuze voor het domein Ondersteuning door de Raad als voldoende gemotiveerd werd beschouwd. De appellant, de korpschef van politie, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die het bezwaar van de betrokkene gegrond had verklaard en het bestreden besluit had vernietigd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een motiveringsgebrek en dat de korpsfunctie van de betrokkene niet goed was ingedeeld in het domein Leiding of Ondersteuning.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het aan de betrokken politieambtenaar is om aan te tonen dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad heeft vastgesteld dat de keuze voor het domein Ondersteuning niet onhoudbaar is en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bepaalde documenten in de beoordeling betrokken hadden moeten worden. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard en het incidenteel hoger beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond verklaard.

De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop matching plaatsvindt binnen de politieorganisatie en benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de korpsfunctiebeschrijving en de bijbehorende regelgeving. De Raad heeft ook aangegeven dat de beperkte toetsing door de bestuursrechter in dit geval niet leidt tot een andere conclusie over de keuze voor het domein Ondersteuning.

Uitspraak

16/3539 AW, 16/6095 AW, 17/470 AW
Datum uitspraak: 13 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 maart 2016, 14/5642-T (aangevallen tussenuitspraak), en de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2016, 14/5642 (aangevallen einduitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M. Scheggetman een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. P.W. Kuijper.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Betrokkene was werkzaam in de voormalige politieregio Amsterdam-Amstelland, thans regionale eenheid Amsterdam. Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft appellant de uitgangspositie van betrokkene voor zijn toekomstige LFNP-functie bepaald op [functie 1] (schaal 10). Dit besluit staat in rechte vast.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft appellant ten aanzien van betrokkene besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 2] , met bijbehorende salarisschaal 10, per peildatum 31 december 2011. Omdat er na
31 december 2011 nog een formele wijziging is geweest, is tevens een wijzigingsbesluit LFNP (wijzigingsbesluit) genomen, inhoudende dat de door betrokkene per 1 januari 2012 uitgeoefende functie van [functie 3] op basis van artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) conform de transponeringstabel (TPT) en met ingang van 1 januari 2012 wordt gewijzigd in de functie van [functie 4] , met bijbehorende salarisschaal 10.
1.4.
Bij besluit van 6 augustus 2014 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van
16 december 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen einduitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar de aangevallen tussenuitspraak, waarin is geoordeeld dat sprake is van een motiveringsgebrek en strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens de rechtbank kan op grond van de korpsfunctiebeschrijving van betrokkene niet goed worden beoordeeld of hij leiding geeft aan de uitvoering van de politietaak. Hierdoor kan niet goed worden beoordeeld of hij in het domein Leiding of in het domein Ondersteuning moet worden ingedeeld. Op grond van de beleidsregel Instructie organieke matching (Beleidsregel) moet dan het functiewaarderingsadvies of het referentiemateriaal worden geraadpleegd. Niet is gebleken dat dit is gebeurd. Volgens de rechtbank kan de plek van betrokkenes functie in de organisatie niet doorslaggevend zijn, omdat dit geen criterium is in de Beleidsregel. Voorts heeft de rechtbank van belang geacht dat in hoofdstuk 11 van de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) staat dat werkzaamheden met betrekking tot in beslag genomen goederen zowel een ondersteunend als executief karakter kunnen hebben. Dit blijkt ook uit de door betrokkene overgelegde stukken, waaruit tevens naar voren komt dat sprake is van een bijzondere positie van het [afdeling] binnen de politieorganisatie. Volgens de rechtbank is het aangewezen, gezien de specifieke en hybride positie van het [afdeling] , zoals blijkt uit de Handleiding en de door betrokkene overgelegde stukken, dat de stukken die hierop betrekking hebben nadrukkelijk bij de besluitvorming worden betrokken, hetzij in het kader van de (her)match, hetzij in het kader van de hardheidsclausule.
3.1.
Het hoger beroep van appellant strekt ertoe dat de aangevallen (tussen)uitspraak wordt vernietigd en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond wordt verklaard.
3.2.
Het incidenteel hoger beroep van betrokkene strekt ertoe dat wordt bepaald dat de matching onhoudbaar is en dat de functie van betrokkene primair wordt ingedeeld in het domein Leiding ( [functie 5] ), dan wel subsidiair in het domein Uitvoering ( [functie 2] ).
3.3.
Ter uitvoering van de aangevallen einduitspraak heeft appellant op 12 januari 2017 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Tegen dit besluit zijn namens betrokkene gronden aangevoerd. De Raad zal dit besluit mede in de beoordeling betrekken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vooropgesteld wordt dat, zoals de Raad in de onder 1.1 aangehaalde uitspraken van
1 juni 2015 heeft geoordeeld, het aan de betrokken politieambtenaar is om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Benadrukt wordt dat het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest hiervoor niet voldoende is. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van zijn uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.2.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Regeling zijn bij het proces van organieke matching deze regeling, het reglement en de Beleidsregel bepalend. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling, in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling vindt de matching plaats op basis van de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie. Nadat het domein en vakgebied zijn vastgesteld, geldt dat indien de salarisschaal van de functiebeschrijving overeenkomt met de salarisschaal van een LFNP-functie in het gekozen vakgebied, die functie wordt beschouwd als de meest vergelijkbare functie.
4.3.
Op grond van stap 5 van de Beleidsregel worden de functiebeschrijvingen met leidinggevende aspecten op het niveau van unithoofd, waarbij leiding wordt gegeven aan de uitvoering van de politietaak en waarbij doorgaans sprake is van eindverantwoordelijkheid ingedeeld in het domein Leiding . De functiebeschrijvingen met leidinggevende aspecten, waarbij geen leiding wordt gegeven aan de uitvoering van de politietaak en waarbij op die beschrijving maximaal salarisschaal 13 staat vermeld, worden ingedeeld in het domein Ondersteuning .
4.4.
Niet in geschil is dat op grond van de korpsfunctiebeschrijving van betrokkene sprake is van eindverantwoordelijkheid. In geschil is de vraag of leiding wordt gegeven aan de uitvoering van de politietaak en dus of de korpsfunctie van betrokkene moet worden ingedeeld in het domein Leiding of het domein Ondersteuning . Blijkens het functievergelijkingsformulier is gekozen voor het domein Ondersteuning als meest vergelijkbaar, omdat uit de korpsfunctie blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd uit de korpsfunctie blijkt dat geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan de operationele politietaken. Op grond van de Beleidsregel houden operationele taken rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
4.5.
Gelet op het bepaalde in de Beleidsregel, de korpsfunctiebeschrijving, alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering acht de Raad de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd en niet onhoudbaar. Met appellant is de Raad van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat door betrokkene ingediende stukken over het [afdeling] en de ontwikkelingen over het onderbrengen van het beslagbeheer in de beoordeling betrokken hadden moeten worden. Immers, deze documenten zien in feite op de uitgangspositie van betrokkene. In artikel 3, vierde lid, van de Regeling en in de Beleidsregel is voorgeschreven welke stukken bij de matching worden meegewogen. De door de rechtbank en betrokkene aangehaalde documenten worden hierin niet genoemd. Zoals door appellant is betoogd, heeft de werkgroep matching conform stap 1 van de Beleidsregel, ten behoeve van de matching de benodigde korpsspecifieke basisdocumenten verzameld, zoals de korpsfunctiebeschrijving en het (korps)organogram. Omdat uit deze basisdocumenten blijkt dat de korpsfunctie was ondergebracht bij de Dienst Facilitaire Services, een dienst met een ondersteunende bedrijfsvoeringtaak waarbij geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan de operationele politietaken, is gekozen voor het domein Ondersteuning . In het licht van de beperkte toets van de bestuursrechter in dit verband, kan deze keuze daarom niet als onhoudbaar worden aangemerkt. Van een matching op basis van feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden, zoals betrokkene voorstaat, is nooit sprake geweest, wat in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 3 in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het hoger beroep van appellant slaagt en dat het incidenteel hoger beroep van betrokkene niet slaagt. Dit betekent dat de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak voor vernietiging in aanmerking komen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren. Daarmee komt tevens de grondslag te ontvallen aan het ter uitvoering van de aangevallen einduitspraak genomen nadere besluit, zodat dit voor vernietiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 12 juni 2014 ongegrond;
- vernietigt het besluit van 12 januari 2017.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2017.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) J. Tuit

SS