ECLI:NL:CRVB:2017:1367
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag sociaal-culturele bijdrage op grond van de Minimaregeling Vlissingen
In deze zaak heeft appellant op 15 augustus 2014 een aanvraag ingediend voor een sociaal-culturele bijdrage op basis van de Minimaregeling Vlissingen. Het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren heeft appellant op 23 september 2014 verzocht om bewijsstukken te overleggen, maar appellant heeft deze niet tijdig aangeleverd. Hierdoor heeft het college op 13 oktober 2014 de aanvraag buiten behandeling gesteld. Op 16 december 2014 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag alsnog inhoudelijk beoordeeld en afgewezen, omdat appellant niet kon aantonen dat hij voldeed aan de voorwaarden van de Minimaregeling.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de relevante peilmaand januari 2014 was en dat appellant op dat moment een gezamenlijke huishouding voerde met zijn partner. Hierdoor waren de financiële gegevens van de partner van belang voor de beoordeling van de aanvraag. Appellant heeft nagelaten de gevraagde gegevens te overleggen, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij in aanmerking kwam voor de bijdrage.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wel recht heeft op de bijdrage en heeft hij verzocht om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep afgewezen. De aangevallen uitspraak is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling van de proceskosten.