ECLI:NL:CRVB:2017:131

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
16/618 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie met betrekking tot de matching van functies binnen de politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een ambtenaar bij de politie, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef om hem over te plaatsen naar een LFNP-functie. De Raad oordeelde dat de korpschef de juiste procedure had gevolgd bij de toekenning van de LFNP-functie en dat de appellant niet had aangetoond dat de matching niet overeenkomstig de Regeling was geschied. De Raad verwees naar eerdere uitspraken om de geldigheid van de procedure te onderbouwen. De appellant had betoogd dat de keuze voor het domein en vakgebied niet correct was, maar de Raad oordeelde dat de korpschef voldoende gemotiveerd had waarom de gekozen functie het meest vergelijkbaar was. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een dubbele match en dat de beslissing van de korpschef om de appellant over te plaatsen naar de LFNP-functie van [functie 2] terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

16/618 AW
Datum uitspraak: 12 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015, 14/4882 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. de Haas hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van [functie 1], salarisschaal 9.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant, voor zover hier van belang, besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 2], met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor zover appellant betoogt dat het matchen op schaal, in plaats van het matchen op inhoud, zozeer afbreuk doet aan de zorgvuldigheid en rechtszekerheid dat artikel 3, vierde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) ten aanzien van hem buiten toepassing moet blijven, treft dit betoog geen doel. De Raad verwijst naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 (met name overwegingen 7.2 tot en met 7.3.2). De Raad heeft in die uitspraak in het bijzonder geoordeeld dat de wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) niet kan leiden tot het oordeel dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling ernstige feilen kleven.
4.2.1.
Appellant heeft betoogd dat de korpschef bij de keuze voor het domein [domein 1] in strijd heeft gehandeld met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, nu de korpschef ten onrechte niet de door de Regeling voorgeschreven volgorde heeft gehanteerd, waarbij eerst het meest vergelijkbare domein dient te worden bepaald en vervolgens pas het meest vergelijkbare vakgebied. Appellant heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4736.
4.2.2.
Appellant heeft met dit betoog niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) kan niet worden afgeleid dat daarin een van de Regeling afwijkende - door de korpschef in het onderhavige geval gevolgde - volgorde is voorgeschreven. Ook anderszins is van strijd met artikel 3, vierde lid, van de Regeling niet gebleken. De stelling van appellant dat bij de matching niet de door de Regeling dwingend voorgeschreven volgorde is gehanteerd, vindt ook geen steun in het functievergelijkingsformulier waarin de motivering van de bestreden matching is opgenomen. Volgens dit formulier is voor het domein [domein 1] als het meest vergelijkbare gekozen omdat uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Blijkens het formulier is binnen dit domein vervolgens gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de daarbij weergegeven - onder 4.3.3 nader aan te halen - motivering. Voor de keuze van de LFNP-functie binnen het vakgebied is in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving de salarisschaal bepalend geacht. Het betoog slaagt niet.
4.3.1.
Appellant heeft voorts betoogd dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Hij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat wat betreft de korpsfunctie van [functie 1] niet het domein [domein 1] het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Appellant is uit hoofde van zijn korpsfunctie dagelijks aan het werk binnen het operationele politiewerk en is daarom uitgerust met geweldsmiddelen.
4.3.2.
De functie van [functie 1] is blijkens de korpsfunctiebeschrijving, gelezen in samenhang met de bijbehorende Takenmatrix IBT, in het bijzonder gericht op het ontwikkelen, implementeren en geven van geïntegreerde opleidingen en trainingen geweldsbeheersing en het begeleiden/adviseren op dat terrein.
4.3.3.
Blijkens het functievergelijkingsformulier is binnen het domein [domein 1] gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de volgende overwegingen:
“Docenten dragen bij aan een effectieve en efficiënte organisatie door cursisten op te leiden tot competente medewerkers, die daarmee beschikken over politiespecifieke kennis, vaardigheden en gedragskenmerken (competenties), in overeenstemming met de gevraagde deskundigheid in hun (beoogde) functie, voor nu en in de toekomst. Docenten ontwikkelen onderwijspakketten die nauw aansluiten aan de actuele deskundigheidsvereisten in vastgestelde functies van de Nederlandse Politie. Voor dit vakgebied is gekozen, omdat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit de korpsfunctie hiermee het meest vergelijkbaar is.”
4.3.4.
De kern van de korpsfunctie van [functie 1] bestaat - zo volgt uit 4.3.2 - uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden. Blijkens pagina 50 van de Handleiding is het wezenskenmerk van een docent de overdracht van kennis en/of het aanleren van vaardigheden. Indien uit een korpsfunctiebeschrijving blijkt dat in overwegende mate sprake is van de hiervoor bedoelde elementen, is het domein [domein 1], vakgebied Docenten, het meest vergelijkbaar. Dat het domein [domein 1] het meest vergelijkbaar is, volgt uit de keuze zoals gemaakt in het systeem LFNP. In dit domein komt immers het vakgebied Docenten voor. Dat een docent mogelijkerwijze deelneemt of ter plaatse doceert aan de (dagelijkse) politiepraktijk en/of zelf risico loopt in het kader van praktijklessen, maakt vorenstaande niet anders, gelet op meergenoemde systeemkeuze, aldus de Handleiding. Gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering, acht de Raad de keuze voor het domein [domein 1] voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd (vergelijk de uitspraak van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.3.5.
De Raad verwerpt eveneens het betoog van appellant dat in zijn geval aanleiding bestaat voor een zogeheten dubbele match, waarbij twee LFNP-functies worden vastgesteld als de meest vergelijkbare. Blijkens de meergenoemde Handleiding (pagina 13), voor zover hier van belang, is een dubbele match aangewezen in de als uitzonderlijk te beschouwen situatie waarin sprake is van een korpsfunctiebeschrijving met twee hoofdbestanddelen die qua omvang elk precies de helft van de functie omvatten. Aan deze voorwaarde is in het geval van appellant niet voldaan.
4.4.
In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfunctie van [functie 1] bestaat uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden, heeft de korpschef op goede gronden bepaald dat appellant is overgegaan naar de LFNP-functie van [functie 2], met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 9.
4.5.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende voor de conclusie dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van
P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2017.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) P.W.J. Hospel

HD