ECLI:NL:CRVB:2017:1252

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
16/3758 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van een gasfornuis en reserveringsruimte

In deze zaak heeft appellant op 9 februari 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een gasfornuis, ingevolge artikel 35 van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten voor de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksartikelen tot de algemeen noodzakelijke kosten behoren die uit het inkomen betaald moeten worden. Het college stelde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een verstrekking van bijzondere bijstand rechtvaardigden.

De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 22 april 2016 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 februari 2017 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de zaak toch behandeld.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd, voortvloeien uit incidentele algemene kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau te worden voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellant een inkomen op bijstandsniveau ontving en dat de kosten van het fornuis, dat al vijftien jaar oud was, voorzienbaar waren. Appellant had voor de kosten kunnen reserveren, en de stelling dat hij schulden had bij de zorgverzekeraar, waardoor hij het fornuis niet op afbetaling kon kopen, werd niet als bijzondere omstandigheid erkend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.

De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2017.

Uitspraak

16/3758 PW
Datum uitspraak: 4 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
22 april 2016, 15/7526 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Atceken-Ata, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Deze zaak is aan de orde gesteld op de zitting van 21 februari 2017. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 9 februari 2015 bijzondere bijstand ingevolge artikel 35 van de Participatiewet (PW) aangevraagd voor de kosten van een gasfornuis.
1.2.
Bij besluit van 7 april 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 oktober 2015 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de kosten van aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksartikelen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten die uit het inkomen betaald moeten worden. Het college heeft het standpunt ingenomen dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn op grond waarvan bijzondere bijstand voor de kosten van het fornuis moet worden verstrekt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna weergegeven gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het gaat hier om incidentele algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.
In geschil is of de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat van zodanige omstandigheden in dit geval geen sprake was. Appellant ontving een inkomen op bijstandsniveau waaruit de kosten in beginsel bestreden konden worden. Het betreft bovendien kosten die geruime tijd voor appellant voorzienbaar waren, nu appellant bij de aanvraag heeft meegedeeld dat het fornuis al vijftien jaar oud was en kapot is gegaan. Appellant had dus voor de kosten van vervanging kunnen en dienen te reserveren. De stelling van appellant dat hij een schuld heeft bij de zorgverzekeraar in verband waarmee hij € 25,- per maand moet aflossen, waardoor hij het fornuis niet op afbetaling kan kopen, maakt dit niet anders. Dat hij in verband met deze schuld evenmin zou hebben kunnen reserveren leidt, wat daarvan zij, al evenmin tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318) vormt het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen immers geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. De kosten die daarmee verband houden kunnen niet worden afgewenteld op de PW. Dat appellant om hem moverende redenen over de jaren 2012 tot en met 2014 geen langdurigheidstoeslag heeft genoten, werpt geen ander licht op de zaak.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2017.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) J. Tuit

IJ