ECLI:NL:CRVB:2017:1160

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
16/1771 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in de Filipijnen, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar partner in Nederland. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet als nabestaande kon worden aangemerkt, aangezien zij op het moment van overlijden niet met haar partner was gehuwd of samenwoonde. Appellante voerde aan dat zij op het punt stond te trouwen en dat zij financieel afhankelijk was van haar partner, maar de Svb handhaafde haar standpunt dat er geen recht op uitkering bestond.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de ANW geen hardheidsclausule kent en dat de regels dwingendrechtelijk zijn. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad onderschreef de eerdere oordelen. De Raad concludeerde dat appellante niet als nabestaande kon worden aangemerkt volgens de ANW en dat de Svb niet in afwijking van de wet kon handelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

16/1771 ANW
Datum uitspraak: 23 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 februari 2016, 15/7614 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Filipijnen (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.P.M.L. Martens-Posthumus hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2017. Namens appellante is verschenen mr. Martens-Posthumus. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is woonachtig in de Filipijnen en heeft een relatie gehad met de in Nederland wonende [partner] (hierna: partner). Uit hun relatie is [in] 2014 een dochter geboren. De dochter woont bij appellante. Op 9 maart 2015 is de partner in Nederland overleden. Appellante heeft aan de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 23 juni 2015 heeft de Svb de aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering afgewezen op de grond dat appellante geen nabestaande is in de zin van de ANW, omdat zij ten tijde van het overlijden van haar partner niet met hem was gehuwd of samenwoonde. Verder is aan appellante meegedeeld dat geen recht bestaat op een halfwezenuitkering omdat deze uitkering met ingang van 1 juli 2013 is komen te vervallen.
1.3.
In bezwaar heeft appellante aangevoerd dat zij, vooruitlopend op het behalen van haar inburgeringscursus, op 10 april 2015 in het huwelijk zou treden met haar partner. Zij is door haar partner financieel onderhouden, maar heeft geen gezamenlijke huishouding kunnen voeren wegens het in de Filipijnen af te leggen inburgeringsexamen. Appellante heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule om alsnog in aanmerking te komen voor de gevraagde nabestaandenuitkering.
1.4.
Bij besluit van 28 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 23 juni 2015 ongegrond verklaard. Daarbij is gehandhaafd het standpunt dat appellante niet als nabestaande is aan te merken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is onder meer overwogen dat niet in geschil is dat appellante niet als nabestaande is aan te merken. Evenmin is in geschil dat de halfwezenuitkering met ingang van 1 juli 2013 is komen te vervallen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de ANW dwingendrechtelijk van aard is en geen bepaling kent om uit hardheidsoverwegingen een uitkering toe te kennen, terwijl daarop geen recht bestaat. De regels bieden evenmin een mogelijkheid om op grond van de redelijkheid en billijkheid een uitkering toe te kennen. De rechtbank kan niet in afwijking van de wettelijke regeling een nabestaandenuitkering toekennen.
3. In hoger beroep heeft appellante haar stelling herhaald dat zij in afwijking van de bepalingen in de ANW toch recht heeft op een nabestaandenuitkering. Appellante heeft erop gewezen dat de Staatssecretaris van Financiën in een bijna identieke situatie bij de toepassing van de Successiewet wel gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid en ziet niet in waarom de Svb geen gebruik kan maken van die bevoegdheid.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante niet als nabestaande zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de ANW kan worden aangemerkt, nu zij op het moment van overlijden van haar partner niet met hem gehuwd was. Evenmin is in geschil dat er niet een situatie zoals bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de ANW aan de orde is.
4.3.
Betreffende het standpunt van appellante dat de Svb gebruik had moeten maken van zijn bevoegdheid om in afwijking van de bepalingen in de ANW een uitkering toe te kennen wordt hetgeen de rechtbank daarover heeft geoordeeld volledig onderschreven. De vergelijking met de Algemene wet inzake rijksbelastingen gaat niet op, omdat die wet een hardheidsclausule heeft, terwijl de ANW een dergelijke clausule niet kent. Het gaat de taak van de rechter te buiten om de Svb, met een beroep op de redelijkheid en billijkheid, in weerwil van de bepalingen van de ANW op te dragen een nabestaandenuitkering toe te kennen.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2017.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.S.E.S. Umans

HD