ECLI:NL:CRVB:2017:1153

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
16/1584 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 11 oktober 2016. In die eerdere uitspraak was het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend en in het verzetschrift aangevoerd dat hij niet in verzuim is geweest. De Raad heeft de argumenten van appellant opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat appellant aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim is geweest. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, en verviel de eerdere uitspraak van 11 oktober 2016. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in het kader van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 maart 2017
16/1584 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2016, 16/1584 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 11 oktober 2016 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 11 oktober 2016 berust op de overwegingen dat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Op grond van hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd is de Raad thans van oordeel dat appellant aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 11 oktober 2016 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
23 maart 2017
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) E. Blijleven-de Vries

CVG