ECLI:NL:CRVB:2017:1101

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
16/3856 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op enkelvoudige kinderbijslag op grond van de AKW en de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag voor een appellant wiens dochter gehandicapt was. De appellant had in 2015 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) had dit verzoek afgewezen. De Svb stelde dat de appellant recht had op enkelvoudige kinderbijslag, maar dat er geen recht op dubbele kinderbijslag bestond omdat er geen aanvraag voor was ingediend. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat de appellant enkelvoudige kinderbijslag ontving, maar dat de melding van de handicap van de dochter niet als een aanvraag voor dubbele kinderbijslag kon worden opgevat. De Raad benadrukte dat de wetgeving vereist dat er een expliciete aanvraag voor dubbele kinderbijslag moet worden ingediend, en dat de mogelijkheid voor dubbele kinderbijslag pas sinds 1 januari 2015 bestond. Aangezien de dochter in het eerste kwartaal van 2015 18 jaar werd, kon er voor latere kwartalen geen recht meer bestaan op kinderbijslag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een formele aanvraag voor dubbele kinderbijslag en de voorwaarden waaronder deze kan worden toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/3856 AKW
Datum uitspraak: 10 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 mei 2016, 16/295 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd bij brief van 10 januari 2017 een nadere uiteenzetting gegeven en nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2017. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 31 juli 2015 heeft de Svb appellant laten weten dat hij, vanaf het tweede kwartaal van 2013, recht heeft op enkelvoudige kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn dochter [naam dochter], geboren [in 1] 1997. Bij besluit van dezelfde datum heeft de Svb de hoogte van het recht op kinderbijslag voor het eerste kwartaal van 2015 vastgesteld, eveneens uitgaande van het recht op enkelvoudige kinderbijslag voor [naam dochter]. In het bezwaarschrift hiertegen heeft appellant verzocht om een extra vergoeding voor zijn dochter, omdat zij vanaf de geboorte gehandicapt is. Ook meldt appellant dat [naam dochter] op [in 2] 2015 is overleden. Het bezwaar is, in een beslissing van
9 december 2015 (bestreden besluit), ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb overwogen dat [naam dochter] op de peildata in geding 16 of 17 jaar oud was, om lichamelijke of psychische redenen niet in staat was onderwijs te volgen en thuis woonde. Hierdoor bestond recht op enkelvoudige kinderbijslag.
1.2.
In verweerschrift bij de rechtbank heeft de Svb daaraan nog toegevoegd dat sinds
1 januari 2015 artikel 7a van de AKW de mogelijkheid biedt dubbele kinderbijslag toe te kennen indien het kind is aangewezen op een bepaalde mate van intensieve zorg. Maar omdat op grond van artikel 14, derde lid, laatste volzin, van de AKW dit recht niet eerder kan ingaan dan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welke de aanvraag is gedaan, komt appellant voor dit kwartaal niet in aanmerking voor dubbele kinderbijslag voor [naam dochter].
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep is uitsluitend in geding de vraag of appellant voor het eerste kwartaal van 2015 recht heeft op dubbele kinderbijslag voor zijn dochter [naam dochter]. Omdat [naam dochter] in dit kwartaal 18 jaar is geworden, kan er voor latere kwartalen geen recht meer bestaan op kinderbijslag.
3.2.
Het recht op dubbele kinderbijslag, omdat een kind een bepaalde mate van intensieve zorg behoeft, kan niet eerder ingaan dan per 1 januari 2015 en dan alleen als voor het einde van dat kwartaal een aanvraag hiervoor is gedaan. In antwoord op vragen van de Raad heeft de Svb, bij brief van 10 januari 2017, uiteengezet dat [naam dochter] weliswaar in opdracht van de Svb door het Uwv is onderzocht, maar dat dit onderzoek zag op de vraag of appellant kinderbijslag voor haar kon ontvangen ondanks het feit dat zij als 16- en 17-jarige niet schoolgaand was. Dit onderzoek vond plaats naar aanleiding van een melding van appellant uit april 2013 dat [naam dochter] gehandicapt was en daarom geen onderwijs kon volgen. Uit dit onderzoek kon alleen volgen, en dat is er ook uit gevolgd, dat appellant recht had op enkelvoudige kinderbijslag. Deze melding is niet alsnog opgevat als een aanvraag om dubbele kinderbijslag per 1 januari 2015, omdat appellant hier niet om heeft verzocht. De regeling van artikel 7a van de AKW, genoemd in 1.2, bestond immers nog niet.
3.3.
De Svb is terecht tot deze conclusie gekomen. Weliswaar was de Svb vanaf 2013 op de hoogte van het feit dat [naam dochter] gehandicapt was, maar deze wetenschap leidt niet tot een recht op dubbele kinderbijslag. Daarvoor moet, gezien de toepasselijke wet- en regelgeving, een aanvraag worden ingediend. Daarnaast bestond in 2013 nog niet de mogelijkheid om dubbele kinderbijslag te ontvangen op deze grond, zodat de melding geen betrekking kon hebben op de dubbele kinderbijslag.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2017.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) A.M.C. de Vries

UM