ECLI:NL:CRVB:2017:1086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na niet verschijnen op gesprek en onvoldoende medewerking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante ontving sinds 22 september 2014 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat zij samenwoont, heeft het Drechtstedenbestuur een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Tijdens dit onderzoek bleek dat er een nabetaling van bijstand op haar rekening was gestort, maar dat de appellante niet de gevraagde bankafschriften en bewijsstukken kon overleggen tijdens een gesprek met het bestuur. Dit leidde tot opschorting van haar bijstandsrecht.
De appellante is op een uitnodiging voor een gesprek niet verschenen, omdat zij de gevraagde bankpas en reader niet bij zich had. Het bestuur heeft daarop haar bijstandsrecht ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep van de appellante tegen het besluit van het bestuur ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellante aangevoerd dat zij voldoende gegevens had verstrekt en dat het verzoek van het bestuur om in te loggen op internetbankieren in strijd was met het subsidiariteitsbeginsel.
De Raad oordeelt dat het bestuur bevoegd was tot opschorting van de bijstand, omdat de appellante niet de gevraagde gegevens had verstrekt. De Raad bevestigt dat de appellante onvoldoende medewerking heeft verleend en dat het bestuur terecht de bijstand heeft ingetrokken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.