ECLI:NL:CRVB:2017:1054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens onjuiste opgave van inkomen inwonend kind
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering, maar na beëindiging daarvan ontving zij een WIA-uitkering. Haar meerderjarige dochter, die bij haar inwoont, had inkomsten die niet correct waren opgegeven aan het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college heeft de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 1.228,97 teruggevorderd, omdat het inkomen van de dochter het grensbedrag overschreed. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft haar bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college haar bezwaar niet gelijktijdig had mogen behandelen en dat de gegevens over het inkomen van haar dochter onjuist zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de inlichtingenverplichting van appellante terecht heeft vastgesteld en dat de herziening en terugvordering rechtmatig zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.980,-.