ECLI:NL:CRVB:2017:1020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- H.C.P. Venema
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens vermeende gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 9 november 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Purmerend heeft na een anonieme melding een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij werd gesteld dat appellante samenwoonde met een man, [naam]. Op basis van dit onderzoek heeft het college op 14 maart 2013 besloten de bijstand van appellante in te trekken met terugwerkende kracht. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en betwist dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat appellante en [naam] hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden. De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen niet voldoende zijn om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad vernietigt de eerdere besluiten van het college en herroept het besluit van 14 maart 2013, waarbij de bijstand was ingetrokken. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 4.455,- bedragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2017.