ECLI:NL:CRVB:2016:945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, een stichting, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep dat door de Raad op 4 september 2015 was uitgesproken. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had in 2014 hoger beroep ingesteld. Echter, de Raad had geoordeeld dat de schriftelijke machtiging, die op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist was, niet tijdig was ingediend. Appellante heeft in verzet erkend dat de machtiging niet tijdig was ingediend, maar stelde dat dit het gevolg was van een samenloop van omstandigheden. De Raad oordeelde dat deze omstandigheden geen grond vormden om de eerdere uitspraak te herzien. Het verzet werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.