ECLI:NL:CRVB:2016:888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en kostenvergoeding rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L.M. Vreeswijk, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die zijn aanvraag voor bijstandsverlening had afgewezen. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van de appellant gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het college had vervolgens bij nader besluit 1, gewijzigd bij nader besluit 2, alsnog bijstand toegekend voor de periode van 1 december 2011 tot en met 26 februari 2012 en de kosten voor rechtsbijstand vergoed.
De Raad heeft vastgesteld dat het college in hoger beroep aan de verzoeken van de appellant tegemoet is gekomen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De partijen waren echter nog verdeeld over de hoogte van de kostenvergoeding voor de rechtsbijstand. De Raad heeft geoordeeld dat de toekenning van twee punten voor de kostenvergoeding te laag was, maar dat het college op goede gronden had uitgelegd waarom dit zo was. De Raad heeft de kosten van de appellant in hoger beroep begroot op € 496,- en het college veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 118,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.