ECLI:NL:CRVB:2016:880
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 29 januari 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. In 2013 werd de bewindvoerder van de appellant op de hoogte gesteld van een loonstrook van oktober 2012, waaruit bleek dat de appellant mogelijk inkomsten uit arbeid had. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht de appellant om aanvullende informatie over zijn dienstverband, maar de appellant voldeed niet aan dit verzoek. Hierdoor werd zijn bijstandsrecht opgeschort en later ingetrokken. De appellant diende bezwaar in, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad stelde vast dat het college op basis van de loonstrook van oktober 2012 in beginsel mocht aannemen dat de appellant werkzaamheden had verricht en daaruit inkomsten had genoten. De appellant had niet voldoende bewijs geleverd om zijn ontkenning van het ontvangen van inkomsten te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.