ECLI:NL:CRVB:2016:870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Toekenning en intrekking van loongerelateerde WGA-uitkering in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante, die zich op 24 oktober 2010 ziek meldde vanwege hartklachten en fibromyalgie, had eerder recht gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had echter in een later besluit, na een herbeoordeling, vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was en de uitkering per 22 oktober 2012 ingetrokken. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv in strijd met het verbod op reformatio in peius had gehandeld door haar uitkering in te trekken. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de intrekking van de uitkering met ingang van 22 oktober 2012 onterecht had doorgevoerd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond. De Raad oordeelde dat appellante recht heeft op vergoeding van proceskosten en griffierecht, en dat het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering moet voortzetten tot de maximale duur is bereikt, namelijk tot 22 maart 2015.