ECLI:NL:CRVB:2016:846
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om Wubo-uitkering wegens niet voldoen aan nationaliteitseisen en gebrek aan blijvende invaliditeit
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1944 in het voormalig Nederlands-Indië, een beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) van 2 juli 2015, waarin haar aanvraag om een Wubo-uitkering werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet voldeed aan de eisen van nationaliteit en territorialiteit, en dat er geen sprake was van blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld. Appellante had eerder, in juli 2001, een aanvraag ingediend die ook was afgewezen, maar in 2002 erkende verweerder dat zij was getroffen door oorlogsgeweld. Echter, de aanvraag werd afgewezen omdat zij niet voldeed aan de vereisten.
In november 2013 diende appellante opnieuw een aanvraag in, maar deze werd in september 2014 afgewezen op grond van het ontbreken van blijvende invaliditeit. Appellante voerde aan dat haar lichamelijke en psychische klachten niet gerelateerd waren aan het oorlogsgeweld, maar aan andere oorzaken. Na een bezwaarschrift dat te laat was ingediend, verklaarde verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijn van dertien weken was overschreden. Appellante stelde dat zij gedwongen was om naar Jombang te gaan voor haar levensonderhoud, wat haar hinderde in het tijdig indienen van het bezwaarschrift.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet voldoende maatregelen had getroffen om kennis te nemen van belangrijke poststukken en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde dat het bestreden besluit in stand kon blijven. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.