ECLI:NL:CRVB:2016:844
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
Op 10 maart 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6393 AW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 augustus 2015, met nummer 15/1574. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 248,- niet tijdig is betaald door appellante. In overeenstemming met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het griffierecht verschuldigd bij indiening van het beroepschrift, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep volgens artikel 8:108, eerste lid, van de Awb.
De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier R. Groothuis. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak. Tegen deze beslissing staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.