ECLI:NL:CRVB:2016:844

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
15/6393 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 10 maart 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6393 AW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 augustus 2015, met nummer 15/1574. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 248,- niet tijdig is betaald door appellante. In overeenstemming met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het griffierecht verschuldigd bij indiening van het beroepschrift, en deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep volgens artikel 8:108, eerste lid, van de Awb.

De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zal worden.

De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier R. Groothuis. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak. Tegen deze beslissing staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 maart 2016
15/6393 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
12 augustus 2015, 15/1574 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.G. Ronteltap hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 25 september 2015 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 248,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 27 oktober 2015 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2016.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) R. Groothuis
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD