ECLI:NL:CRVB:2016:782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
Op 8 maart 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/5190 WWB. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. van Hoof, was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2015. Appellant heeft op 17 september 2015 het hoger beroep ingetrokken, omdat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geheel tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant. In deze procedure heeft het college geen verweerschrift ingediend en is het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat het college aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, waardoor de intrekking van het hoger beroep gerechtvaardigd was.
De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 496,-. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak, 8 maart 2016, door rechter E.C.R. Schut in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw.