ECLI:NL:CRVB:2016:776

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
4 maart 2016
Zaaknummer
14/5382 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van verzekeringseisen ANW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd onderschreven.

De feiten van de zaak tonen aan dat de echtgenoot van appellante in Nederland had gewoond en gewerkt, maar na 1988 permanent in Marokko verbleef. De Svb stelde dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestond, omdat de echtgenoot niet verzekerd was op het moment van overlijden. Appellante voerde aan dat zij en haar echtgenoot nooit waren geïnformeerd over de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering en dat zij de premies alsnog wilde betalen. De Svb gaf aan dat het hoger beroepschrift ook als een verzoek om deelname aan de vrijwillige verzekering werd gezien, maar dit verzoek was afgewezen.

De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering terecht had afgewezen. Appellante had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die de zaak in een ander licht zouden stellen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

14/5382 ANW
Datum uitspraak: 4 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 augustus 2014, 13/6478 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nog nadere stukken aan de Raad toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.S. van Zanten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren [in] 1942, was ten tijde van zijn overlijden op [datrum] , eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet. Hij heeft in Nederland gewoond en deels gewerkt in de perioden tussen 19 december 1972 tot 30 oktober 1980 en tussen 23 maart 1984 en 31 maart 1988. Na die tijd heeft de echtgenoot van appellante altijd in Marokko gewoond.
1.2.
Bij besluit van 10 mei 2013 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet (ANW) afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en appellante evenmin recht had op een nabestaandenuitkering op grond van Marokkaanse wetgeving.
1.3.
Bij besluit op bezwaar van 1 oktober 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb het besluit van 10 mei 2013 gehandhaafd en het tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW, ook niet op grond van het besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746). Voorts is niet gebleken van vrijwillige verzekering of verzekering op grond van Marokkaanse regelgeving.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij en haar echtgenoot nooit zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een vrijwillige verzekering af te sluiten en dat zij alsnog de premies voor de vrijwillige verzekering wil betalen. Zij heeft de uitkering nodig omdat zij de zorg heeft voor haar vier kinderen en zij veel medische kosten heeft in verband met haar diabetes.
3.2.
Ter zitting van de Raad heeft de Svb nog meegedeeld dat het hoger beroepschrift tevens is aangemerkt als een postuum verzoek om deelname aan de vrijwillige verzekering van de echtgenoot van appellante, dat daarop afwijzend is beslist en dat tegen die afwijzing een procedure loopt bij de rechtbank.
4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank de Svb terecht heeft gevolgd in zijn weigering een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgebreid gemotiveerd waarom het bestreden besluit stand houdt. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. Appellante heeft in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aangedragen die een ander licht op de zaak werpen. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2016.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) L.L. van den IJssel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

HD

III.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de L.L. van den IJssel en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 4 mars 2016.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de
groupe d’assurés.