ECLI:NL:CRVB:2016:690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een werkplan waarin werd gesteld dat zij minimaal vier sollicitatieactiviteiten per vier weken diende te verrichten. Het Uwv had haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellante was van mening dat zij niet in staat was om te solliciteren vanwege haar analfabetisme en leeftijd. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat er op basis van het werkplan van 22 april 2013 een sollicitatieverplichting voor appellante gold, maar dat deze verplichting inmiddels was vervallen. Het Uwv had appellante vrijgesteld van de sollicitatieverplichting vanwege toegenomen stress. De Raad oordeelde dat er geen procesbelang meer was voor appellante, aangezien er geen sancties of maatregelen waren opgelegd voor het niet naleven van de sollicitatieplicht. Hierdoor was het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De Raad volgde het standpunt van het Uwv dat het nieuwe werkplan geen herroeping van het eerdere besluit inhield, en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van gewijzigde omstandigheden voor de beoordeling van dergelijke zaken.