ECLI:NL:CRVB:2016:689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling bijstandsaanvraag wegens ontbrekend bankafschrift en de zorgvuldigheid van het college
In deze zaak gaat het om de buitenbehandelingstelling van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellant heeft op 16 januari 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Tijdens het intakegesprek op 17 februari 2014 heeft het college appellant geïnformeerd over de benodigde bewijsstukken, waaronder bankafschriften. Appellant heeft op verschillende momenten stukken ingeleverd, maar heeft niet alle gevraagde gegevens tijdig aangeleverd, waaronder een bankafschrift met volgnummer 40. Het college heeft de aanvraag op 2 mei 2014 buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, maar appellant is in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld. Het ontbreken van één bankafschrift kan in beginsel leiden tot een buitenbehandelingstelling, maar in dit geval waren er omstandigheden die de noodzaak van het ontbreken van het bankafschrift in twijfel trokken. De Raad oordeelt dat het college in redelijkheid geen gebruik kon maken van de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond. Het college wordt opgedragen om alsnog bijstand aan appellant toe te kennen over de periode van 16 januari 2014 tot 4 juli 2014. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 2.976,- bedragen, en moet het college het griffierecht vergoeden.