ECLI:NL:CRVB:2016:686

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
15/8168 AW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van ongeschiktheidsontslag van politieambtenaar na schending van veiligheidsprotocollen tijdens Nuclear Security Summit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de korpschef van politie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een ongeschiktheidsontslag van een politieambtenaar, die op 23 maart 2014 in burgerkleding en op een dienstmotor een beveiligd gebied heeft betreden tijdens de Nuclear Security Summit (NSS). De korpschef heeft het ontslag van de ambtenaar aangevochten, omdat hij van mening is dat het gedrag van de ambtenaar een veiligheidsrisico vormde. De rechtbank had eerder het ongeschiktheidsontslag vernietigd, maar de korpschef heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de werking van de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij het verzoek van de korpschef, omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank zou betekenen dat de ambtenaar weer in zijn functie zou worden hersteld, wat onaanvaardbaar zou zijn gezien zijn gedragingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ambtenaar zich niet aan de instructies heeft gehouden en zonder opdracht een beveiligd gebied is binnengegaan, wat in strijd is met de veiligheidsprotocollen. Dit gedrag heeft geleid tot een noodprocedure en heeft de veiligheid in gevaar gebracht.

De voorzieningenrechter concludeert dat het ongeschiktheidsontslag voldoende gemotiveerd is en dat er een redelijke kans is dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand zal blijven. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en is de werking van de uitspraak van de rechtbank geschorst totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.

Uitspraak

15/8168 AW-VV
Datum uitspraak: 1 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
de korpschef van politie (verzoeker)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2015, 15/1357 (aangevallen uitspraak).
Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Desgevraagd heeft verzoeker nadere stukken in het geding gebracht.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Versloot en W. van Rooij. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. drs. J. Sajtos.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is werkzaam bij de politieregio Noord-Holland, laatstelijk als [functie] bij het [team].
1.2.
Op 24 en 25 maart 2014 vond in Nederland de Nuclear Security Summit (NSS) plaats. Omdat veel wereldleiders de NSS zouden bijwonen, waren vanaf 23 maart 2014 rond de luchthaven Schiphol strenge veiligheidsmaatregelen getroffen. Grote delen van het gebied waren afgesloten voor verkeer. Het gebied was tijdens de NSS onderverdeeld in ring 1 tot en met 4. De buitenste ring was ring 4, de binnenste was ring 1. Hoe lager het nummer, hoe zwaarder de beveiliging en de daarbij passende maatregelen waren. Ring 1 betrof ‘staatshoofd’, ring 2 zwaar beveiligd gebied, ring 3 beveiligd gebied (het gebied rondom de Polderbaan) en ring 4 de verkeersring om ring 3 heen. Voor toegang tot ring 3 was voorafgaande aanmelding nodig. Ring 2 mocht alleen door vooraf gescreende personen worden betreden.
1.3.
Naar aanleiding van de melding dat betrokkene op 23 maart 2014 in burgerkleding op een onopvallende dienstmotor en in strijd met de instructies in het kader van de NSS op eigen initiatief en zonder opdracht een afgeschermde sector heeft betreden, wat tot gevolg heeft gehad dat twee delegaties door middel van noodprocedures alternatieve routes hebben moeten volgen, is een disciplinair onderzoek gestart.
1.4.
Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek is, na een voornemen daartoe, waarop betrokkene zijn zienswijze heeft gegeven, bij besluit van 9 oktober 2014 aan betrokkene met onmiddellijke ingang disciplinair ontslag verleend met toepassing van
artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Subsidiair is met toepassing van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Barp ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
1.5.
Bij besluit van 9 februari 2015 (bestreden besluit) heeft verzoeker het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op het disciplinair ontslag en het besluit van 9 oktober 2014 in zoverre herroepen. Voor het overige heeft verzoeker het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat betrokkene met zijn gedragingen op 23 maart 2014 er blijk van heeft gegeven niet over de voor zijn functie vereiste eigenschappen, mentaliteit of instelling te beschikken. Betrokkene had zich er gelet op zijn ervaring en functie van bewust moeten zijn dat zijn gedrag, het op een onopvallende dienstmotor, in een zwart pak en zonder taak het in het kader van de NSS afgeschermde gebied binnengaan, zeer onwenselijk was en een veiligheidsrisico met zich bracht, welk risico zich in dit geval heeft verwezenlijkt. Als gevolg van zijn handelen diende een noodprocedure gevolgd te worden. Hiermee heeft betrokkene er blijk van gegeven dat hij de consequenties van zijn handelen voor de organisatie onvoldoende beseft. Een dergelijk besef is onontbeerlijk voor de functie van politieambtenaar. Daarbij wordt van belang geacht dat betrokkene zich kennelijk niet heeft gehouden aan de hem door zijn leidinggevende voor die dag opgedragen werkzaamheden, namelijk het uitvoeren van reguliere verkeershandhaving.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit voor zover daarbij het ongeschiktheidsontslag is gehandhaafd vernietigd en het besluit van 9 oktober 2014 herroepen voor zover daarbij aan betrokkene ontslag is verleend wegens ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. Daarbij heeft de rechtbank bepalingen gegeven omtrent proceskosten en griffierecht.
3. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en de voorzieningenrechter verzocht de werking van de aangevallen uitspraak te schorsen totdat uitspraak is gedaan in hoger beroep. Als spoedeisend belang voert verzoeker aan dat uitvoering van de aangevallen uitspraak met zich meebrengt dat verzoeker moet overgaan tot herstel van de aanstelling van betrokkene, hetgeen verzoeker onaanvaardbaar acht omdat hij, gelet op het gedrag van betrokkene, waarbij bij herhaling veiligheidsrisico’s zijn ontstaan, geen vertrouwen meer heeft in betrokkene.
4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 8:104, eerste lid, en artikel 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2.
Voor zover de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening meebrengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is het niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.
4.3.
Gelet op het feit dat uitvoering van de aangevallen uitspraak terugkeer van betrokkene in de ambtelijke dienst en wel in zijn eigen functie impliceert, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen door verzoeker naar voren is gebracht een voldoende spoedeisend belang gelegen. De voorzieningenrechter zal daarom antwoord moeten geven op de vraag of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. De beantwoording van die vraag vergt een onderzoek en een afweging die pas in de bodemprocedure ten volle kunnen geschieden. In het kader van het onderhavige verzoek komt de voorzieningenrechter tot de volgende afweging.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 20 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU1926) moet ongeschiktheid - zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn - worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar.
4.5.
Niet in geschil is dat betrokkene op 23 maart 2014, in burgerkleding en op een onopvallende dienstmotor, een beveiligd gebied (ring 3 en ring 2) heeft betreden dat was afgesloten in verband met de NSS. Evenmin is in geschil dat betrokkene op dat moment was ingepland voor zijn eigen werkzaamheden en hij geen taak had in het kader van de NSS.
4.6.
Uit een mailwisseling tussen betrokkene en zijn leidinggevende, [S.], blijkt dat betrokkene een verzoek heeft gedaan om op zondag 23 maart 2014 dienst te mogen doen op de onopvallende motor en hij zich beschikbaar wil stellen om “te spotten rond Schiphol”. Daarop heeft [S.] op 22 maart 2014 gereageerd dat, als hij geen werkzaamheden in het kader van de NSS hoeft te verrichten, hij zijn uren op het team diende te maken. Ter zitting is voor de voorzieningenrechter vast komen te staan dat dit inhield dat betrokkene zich bezig diende te houden met verkeershandhaving en dat het controleren van (vliegtuig)spotters niet tot zijn taak behoorde. Betrokkene heeft op 23 maart 2014 niet alsnog een specifieke opdracht gekregen om te controleren op (vliegtuig)spotters. Op 31 maart 2014 heeft betrokkene tijdens het disciplinair interview verklaard dat hij op 23 maart 2014 rond Schiphol is gaan rijden omdat hij meende dat hij zich nuttig kon maken met het in de gaten houden van de bekende spottersplekken. Dit betekent dat hij, in strijd met de uitdrukkelijk door zijn leidinggevende gegeven instructie, zich niet aan zijn taakstelling heeft gehouden.
4.7.
Voorts heeft betrokkene zich binnen het beveiligde en ten behoeve van de NSS afgeschermde gebied begeven. Als verklaring voor het betreden van dit afgesloten gebied heeft betrokkene gesteld dat hij gevolg gaf aan een melding met betrekking tot een spotter bij Schiphol-Oost en dat de snelste manier om daar te komen door het afgesloten NSS-gebied was. Op basis van de schriftelijke rapportage over de geluidsfragmenten van de meldkamer is echter niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een door betrokkene ontvangen melding over een spotter. Voorts staat de verklaring van betrokkene haaks op de verklaring van Warmerdam, sectorcommandant in de ring rondom de Polderbaan. Volgens Warmerdam heeft betrokkene ter verklaring van zijn aanwezigheid in het afgeschermde gebied gesteld dat hij daar voor de NSS bezig was met verkeerstoezicht. Dit rechtvaardigt de conclusie dat betrokkene zich niet alleen zonder specifieke dienstopdracht, maar ook zonder enige noodzaak binnen het beveiligde NSS-gebied heeft begeven.
4.8.
Ook zonder specifieke instructies of briefing inzake de toegankelijkheid van het afgeschermde gebied, had het gezien de aanwezige politieposten en wegversperringen voor betrokkene voldoende duidelijk moeten zijn dat hij zonder taak in het kader van de NSS buiten het zwaar beveiligde en afgeschermde NSS-gebied had dienen te blijven. Het enkele feit dat betrokkene bij diverse controleposten door zijn collega’s is doorgelaten zonder dat hij over de vereiste accreditatiepas beschikte doet, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene. Hij had zich gelet op zijn functie en jarenlange ervaring ervan bewust moeten zijn dat het, zonder opdracht en zonder dat hij herkenbaar was als politieambtenaar, betreden van het zwaar beveiligde en afgesloten
NSS-gebied onwenselijk was en onaanvaardbare veiligheidsrisico’s voor zichzelf en anderen met zich bracht.
4.9.
Het komt de voorzieningenrechter voorshands niet onhoudbaar voor dat verzoeker, gelet op voornoemde gedragingen en onder voormelde omstandigheden, in samenhang bezien
,tot de conclusie is gekomen dat betrokkene niet beschikt over eigenschappen, mentaliteit en instelling welke zijn vereist voor het op een goede wijze vervullen van een functie bij de politie. Gelet op het vorenstaande was verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevoegd om betrokkene met toepassing van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Barp te ontslaan en heeft hij bij afweging van belangen in redelijkheid kunnen komen tot het bestreden besluit. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval heeft de korpschef het bieden van een verbeterkans achterwege kunnen laten.
4.10.
Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het ongeschiktheidsontslag voldoende deugdelijk is gemotiveerd en dat er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat de aangevallen uitspraak geen stand zal houden. Op basis van dit voorlopige oordeel en gelet op de omstandigheid dat uitvoering van de aangevallen uitspraak met zich zou brengen dat verzoeker betrokkene opnieuw tewerk moet stellen in de functie van [functie], ziet hij bij afweging van belangen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst de werking van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 november
2015, 15/1357, totdat op het hoger beroep is beslist;
- bepaalt dat de griffier het door verzoeker betaalde griffierecht van € 497,- terugbetaalt aan
verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD