Uitspraak
23 januari 2015, 14/5981 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 13 maart 2014 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand. Na een onderzoek door de gemeente Amsterdam, waarin de appellant tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn financiële situatie, werd zijn aanvraag op 23 mei 2014 afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam stelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij niet gehouden kon worden aan zijn verklaring, omdat deze tegenstrijdig was. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij met zijn verklaringen doelde op zijn verleden en niet op zijn huidige situatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de activiteiten van de appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.