ECLI:NL:CRVB:2016:681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet woonachtig op uitkeringsadres en niet meewerken aan onderzoek gemeente
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een bijstandsaanvraag door appellante op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft op 4 oktober 2011 een aanvraag ingediend, maar het Drechtstedenbestuur heeft deze aanvraag op 27 oktober 2011 afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellante niet op het adres woonde waar zij stond ingeschreven en dat zij niet meewerkte aan het onderzoek van de gemeente naar haar woonsituatie. De rechtbank heeft eerder in een voorlopige voorziening geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op het GBA-adres woont, wat leidde tot de conclusie dat zij een zwervend bestaan leidde.
Na de afwijzing van de aanvraag heeft het bestuur een nader onderzoek ingesteld, maar appellante heeft niet gereageerd op uitnodigingen voor gesprekken. Uiteindelijk heeft het bestuur het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, omdat zij niet heeft voldaan aan haar inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet voldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek naar haar woonadres. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die recht geven op bijstand. Aangezien appellante niet tijdig melding heeft gemaakt van haar verhuizing, heeft zij het bestuur de mogelijkheid ontnomen om haar woonsituatie te onderzoeken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.