ECLI:NL:CRVB:2016:679

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
15/65 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die langer dan de toegestane 28 dagen in het buitenland verbleef. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand en had aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam opgegeven dat hij van 8 maart 2014 tot en met 29 maart 2014 op vakantie ging. Echter, op 1 april 2014 meldde hij telefonisch dat hij nog in Tunesië was, in het ziekenhuis. Hij keerde pas op 20 mei 2014 terug naar Nederland.

Het college heeft op 2 juni 2014 besloten de bijstand van appellant over de periode van 6 april 2014 tot en met 20 mei 2014 in te trekken, omdat hij langer dan de toegestane periode in het buitenland verbleef. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn verblijf in het ziekenhuis na 5 april 2014 noodzakelijk was vanwege een acute noodsituatie.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, stellende dat hij vanwege hartproblemen niet in staat was om terug te keren naar Nederland. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen nieuwe redenen had aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de bijstand op goede gronden had ingetrokken. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/65 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2014, 14/5467 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Willering. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. J.M. Boegborn.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand, ten tijde hier van belang op grond van de Wet werk en bijstand.
1.2.
Appellant had bij het college opgegeven dat hij in de periode van 8 maart 2014 tot en met 29 maart 2014 op vakantie ging. Op 1 april 2014 heeft appellant telefonisch doorgegeven dat hij nog in Tunesië was, in het ziekenhuis. Op 20 mei 2014 is appellant teruggekeerd naar Nederland.
1.3.
Bij besluit van 2 juni 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 juli 2014 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 6 april 2014 tot en met 20 mei 2014 ingetrokken, omdat hij langer dan de toegestane 28 dagen in het buitenland verbleef.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de door appellant overgelegde verklaringen weliswaar blijkt dat appellant van 28 maart 2014 tot en met 13 april 2014 in Tunesië in het ziekenhuis opgenomen is geweest, maar dat hieruit niet blijkt dat het verblijf van appellant in het ziekenhuis na 5 april 2014 - de dag waarop appellant een aaneengesloten periode van vier weken buiten Nederland verbleef - nog noodzakelijk was vanwege een acute noodsituatie en evenmin dat appellant niet in staat was om uiterlijk op
5 april 2014 terug te reizen naar Nederland.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij voert aan dat sprake was van een acute noodsituatie waardoor hij niet kon terugkeren naar Nederland. Hij heeft in het ziekenhuis gelegen met hartproblemen. Met hartproblemen is het te gevaarlijk om te vliegen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is in wezen een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust. De Raad voegt daaraan toe dat appellant met de door hem overgelegde, in de Franse taal gestelde verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gestelde hartproblemen zodanig waren dat hij niet in staat was om op 5 april 2014 naar Nederland terug te keren. Het college heeft de bijstand van appellant op goede gronden ingetrokken.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2016.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.S. Spek

HD