ECLI:NL:CRVB:2016:604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar bijstandsbesluit wegens termijnoverschrijding en psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 6 november 2014 het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 3 april 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft een traject gevolgd bij (A&E)². In april 2013 heeft het college appellant een waarschuwing gegeven en zijn bijstand eenmalig verlaagd met € 300,- wegens onvoldoende medewerking aan activiteiten die zijn kansen op werk vergroten. Appellant heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, maar heeft later wel bezwaar gemaakt tegen een ander besluit van het college, dat zijn bijstand met 100% verlaagde. Dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door psychische klachten niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat zijn psychische klachten de reden waren voor de termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn klachten hem belemmerden in het indienen van het bezwaar. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak terecht ongegrond was verklaard en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.