ECLI:NL:CRVB:2016:597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijstand voorafgaande aan aanvraag zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellante op 1 augustus 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland en Westerveld heeft deze aanvraag op 15 oktober 2012 buiten behandeling gesteld, omdat appellante niet de gevraagde gegevens had overgelegd binnen de hersteltermijn. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend. Vervolgens heeft zij op 25 oktober 2012 opnieuw een aanvraag ingediend, waarbij zij 4 juli 2012 als gewenste ingangsdatum heeft opgegeven. Het bestuur heeft bij besluit van 28 november 2012 bijstand verleend met ingang van 25 oktober 2012, maar heeft geen bijzondere omstandigheden erkend die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De rechtbank Overijssel heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de afwijzing van haar aanvraag onterecht was, omdat zij in de periode voor 25 oktober 2012 wel degelijk haar hoofdverblijf in de gemeente had en dat zij het besluit van 15 oktober 2012 niet had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden. De Raad heeft bevestigd dat het niet ontvangen van het besluit geen bijzondere omstandigheid is en dat appellante ook andere mogelijkheden had om bijstand aan te vragen of een voorlopige voorziening te verzoeken.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van gronden, en heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 23 februari 2016.